Archive for januari 2012


We hadden allebei wat modderspatten op onze broek. Er waren wegenwerken in de buurt en de kortste weg naar de bibliotheek ging daar dwars doorheen. En dus zaten we beiden net voor aanvang van het gebeuren op de tweede rij onze broekspijpen af te kloppen. Moesten ze de foto straks maar van boven de knieën nemen… Op de vrije stoel tussen ons in kwam op de valreep nog een meisje te zitten en dan kon het beginnen.
Een uurtje later bleken wij gedrieën de laureaten van de Tweejaarlijkse Poëzieprijs van de stad Oostende te zijn. Handjeschud en felicitaties over en weer. De winnaar heet Wout Waanders en is zeker een naam om te volgen. Tweede werd Shannah Van Kerckhoven, ook een talent, al zei ze zelf dat ze er niet zo heel erg wou mee bezig zijn. En ik haalde zelf de derde prijs binnen met onderstaand gedicht. Verder nog heel schoon volk bij de tien genomineerden: David Troch, Sylvie Marie, Ann Van Dessel, Frouke Arns, Fanny de Groot…

Het gedicht ‘Batmanmeisje/Jokerjongen’ schreef ik vorige zomer als een dubbel opdrachtgedicht bij een foto van Anne de Gelas. Eigenlijk gaat het dus om twee verbonden gedichten, die perfect als één lang gedicht te lezen zijn. Ik zet ze hier apart. In de ingezonden versie stonden er gewoon * * * tussen beide.

Batmanmeisje

‘Messcherp stapte hij mijn ochtend binnen, de opkomende zon
trok gouden vegen door zijn haar. Lachend – zijn glimlach
karmozijnrood om zijn mond geverfd. Wat gek, dacht ik

dat stilte plots kan stokken en een kamer vol met handen
groeien kan. Ook wist ik dan nog niet hoe haarfijn huid
zich opent en hoe diep. In een armzwaai was het voorbij.

Nu is hij helemaal van mij. Hij kan me in zijn schimmige
bestaan niet meer ontlopen. Bij elk ontwaken lig ik
middendoor gesneden als een  broodje op zijn bord.

Hij vraagt me soms waarom ik kleef en niet meer los
te weken ben. Ik denk dat hij de maskerade niet begrijpt,
het dwarrelt kruimels in zijn beenderwitte hoofd.’

Jokerjongen

‘Ik luisterde naar wat me werd verteld. Zoals: het sneeuwt
in meisjesbuiken, onze dromen zijn het draaiboek van
de dag, plof iets scherps in een schaduw en hij knapt.

Ik ging waarheen ik werd gestuurd. Betrad een huis waar
beren uit de zoldering groeien. Vond een kind dat boven-
klanken uitstootte, haar oren spitsend als een vledermuis.

Nu wacht zij op me in een dicht geregen huis, met muren
van gelei. Soms zit ze in die muren. Soms tref ik haar aan
onder de stolp van mijn ontbijt. Soms neemt ze haar masker

af, maar niet voordat ze me de rug toekeert. Soms vecht ze
met de zon, dan zie ik haar contouren voor het hoge
vensterraam terwijl ze op haar blote dijtjes tralies rolt.’

 

26 januari 2012 — 3:54pm

Reageer » | Blog

Het kan geen toeval geweest zijn. Net toen ik vanochtend de krant opensloeg op de pagina waar de dramatisch dalende verkoop van dichtbundels besproken werd, vormde poëzie de headline op het radionieuws. Paul Demets heeft de Herman De Coninckprijs voor de beste dichtbundel van 2011 gewonnen – gefeliciteerd!
Het is nochtans ‘zonnehemelklaar’ dat zo’n nieuwsbericht een doekje is dat de aderlating van het poëzie-uitgeven niet kan stelpen. Tegenover de bevlogen apologie van Demets bij Ruth Joos op Radio 1 staan de harde cijfers. Er worden bijzonder weinig dichtbundels verkocht, zelfs bibliotheken schaffen nog amper poëzie aan.
Niet dat we ons daar moeten bij neerleggen natuurlijk. Maar het neemt de laatste tijd soms potsierlijke vormen aan. Poëzie krijgt meer en meer de allure van een bedreigde diersoort: dalende aantallen, ondergangsprofeten aan de ene kant, aan de andere kant belangengroepen die aan de alarmbel hangen en een schouderophalende goegemeente ertussenin.
Zo bond de VAV, de Vlaamse auteursvereniging, bij monde van Lies Van Gasse en Koen Stassijns de kat de bel aan met hun rapport over de poëzie in Vlaanderen. Een verslag van een gedegen onderzoek, gesterkt door een aantal suggesties en aanbevelingen. Een lovenswaardig initiatief.
In de andere hoek iemand als Ann De Craemer, die in een krantenblog de rol van de Nederlandse bioloog Bas Haring op zich nam: een soort meer of minder, who cares? Als mijn eigen heimatroman maar verkoopt en après moi le déluge. De Craemer werd daar terecht hard voor op de vingers getikt door enkele échte literatoren. Haar terugkrabbelende uitleg achteraf wist minder te overtuigen dan die van Bas Haring had gedaan.

Is het gek dat een mens daar al eens moedeloos van wordt? Dat een apologie van de poëzie überhaupt nodig is. Dat niet iedereen de evidentie van de noodzaak van poëzie lijkt te zien. En zolang dat het geval is moeten gedichten opgevangen worden in reservaten, kooien, een zoo…
Donderdag is het weer van dattum: dan trekt iedereen en masse naar de evenementen rond Gedichtendag. Mooi, maar: ook daarbuiten behoort poëzie te kunnen lopen, rennen, zwemmen, rondfladderen in bundels, tijdschriften, op podia. Daar komt ze beter tot haar recht dan wanneer eenmalig de grote poorten naar het reservaat opengaan.
Daarom denk ik dat ik maar eens een Gedichtendag ga overslaan. Toch die te midden van de gapende dagjesmensen. Ik zal thuis wel een bundel openslaan. Maar laat dat niemand tegenhouden om zelf wel naar de zoo te gaan. En bij deze een dringende oproep aan de opzichters: laat achteraf de deuren van de kooien eens wijd open staan.

 

24 januari 2012 — 9:04pm

Reageer » | Blog

De lap papier ontrolt zich over mijn eettafel, die eveneens werktafel is, als een Perzisch tapijt. Ook vol met strepen en vakjes, met lijnen en krullen. En het geeft ook een bepaalde warmte, al weet ik bijna zeker dat die alleen door mij is waar te nemen. Op het papier staat een soort stamboom getekend, in mijn handschrift. Het is een lang blad, eigenlijk de aan elkaar geregen bladeren waarop vroeger computeruitdraaien terechtkwamen, maar de zijdelingse repen met gaatjes zijn eraf gehaald. Ik weet niet precies meer wanneer ik die stamboom opgetekend heb, het moet enkele jaren geleden geweest zijn, op een avond aan de keukentafel van mijn ouders – mijn vader moet nog geleefd hebben. Een stamboom die niet zover teruggaat, tot het niveau van (over)grootouders, maar die wel wijd uitwaaiert langs neven, nichten, achterneven en achternichten. De meeste namen behoren toe aan een gezicht dat ik nooit heb gezien, en als ik het al gezien heb allicht niet meer zou herkennen. Het is een wirwar van kinderen, stiefkinderen en voorkinderen, want van die laatste soort waren er wel een aantal in onze familie. ‘Hardlopers’ nog meer: kinderen die ‘miraculeus’ al een maand of zes na het huwelijk voldragen waren. De meeste takken lopen onderaan dood, omdat het te verre familie geworden is om te weten of er daar nog kinderen uit zijn voortgekomen.
Ergens centraal, als zevende kind in een rij van twaalf, staat mijn grootmoeder, de moeder van mijn moeder, geboren in 1912. Behalve een jongere zus is zij de enige van een vooroorlogse generatie die nog in leven is. Wanneer vannacht de datum op 18 januari 2012 springt, zal zij een hele eeuw hebben volgemaakt.

17 januari 2012 — 12:22am

Reageer » | Blog

Wij houden van underdogs, het zit ons blijkbaar in de genen. Zeker als die underdogs erin slagen om de hele wereld te verslaan. Daarom houden we van de stuntelige Clark Kent, die met een blauwe spandex en een rode onderbroek plots in Superman verandert, daarom verslinden we de boeken over een nerd met een brilletje die zich ontpopt tot meester-tovenaar, of de strips van Sjakie, die geen deuk in een pakkie boter schiet maar met de versleten voetbalschoenen van zijn idool Voltreffer Vic zijn schoolploegje naar grote triomfen leidt.

Daarom houden we van Lionel Messi. Een joch dat met zijn kleine gestalte niet past tussen die gepimpte atleten die steeds meer tijd in het krachthonk doorbrengen, een joch dat niet past tussen die getatoeëerde lijven in de kleedkamer die zich na het douchen hullen in een wolk van de duurste parfums en zich graag volhangen met oorringen en andere blingbling, een joch dat al evenmin lijkt thuis te horen op een podium tussen mannen in maatpak om daar voor de derde opeenvolgende keer de trofee van Wereldvoetballer van het Jaar af te halen. Wat had hij die smoking graag willen omruilen voor een verschoten trainingspak.

Want Messi wil alleen maar voetballen. Zoals Sjakie. Hij heeft daar zelfs geen Wondersloffen voor nodig, zijn eigen Nikes volstaan. En wanneer hij voetbalt, wanneer hij voetbalt… Naar verluidt bloeien de bloemen in Parc Guell feller op de dagen dat Messi met Barça speelt, ziekenhuizen halveren op die dag hun dosis pijnstillers en als de aftrap is gegeven stoppen zelfs baby’s met huilen.

Er zijn spelers die de bal strelen, er zijn spelers die de bal gebieden, anderen die hem smeken, hem geselen of tot minnares maken. Lionel Messi wiegt de bal, en de bal geniet. En wanneer hij bijna ingedommeld is tussen Messi’s voeten en plots met een loeier wakkergeschud wordt en in doel belandt, dan vergeeft de bal het hem. Want de bal heeft geen enkele voetballer zo lief als Lionel Messi.

 

10 januari 2012 — 12:18pm

Reageer » | Blog

TOP