Het kan geen toeval geweest zijn. Net toen ik vanochtend de krant opensloeg op de pagina waar de dramatisch dalende verkoop van dichtbundels besproken werd, vormde poëzie de headline op het radionieuws. Paul Demets heeft de Herman De Coninckprijs voor de beste dichtbundel van 2011 gewonnen – gefeliciteerd!
Het is nochtans ‘zonnehemelklaar’ dat zo’n nieuwsbericht een doekje is dat de aderlating van het poëzie-uitgeven niet kan stelpen. Tegenover de bevlogen apologie van Demets bij Ruth Joos op Radio 1 staan de harde cijfers. Er worden bijzonder weinig dichtbundels verkocht, zelfs bibliotheken schaffen nog amper poëzie aan.
Niet dat we ons daar moeten bij neerleggen natuurlijk. Maar het neemt de laatste tijd soms potsierlijke vormen aan. Poëzie krijgt meer en meer de allure van een bedreigde diersoort: dalende aantallen, ondergangsprofeten aan de ene kant, aan de andere kant belangengroepen die aan de alarmbel hangen en een schouderophalende goegemeente ertussenin.
Zo bond de VAV, de Vlaamse auteursvereniging, bij monde van Lies Van Gasse en Koen Stassijns de kat de bel aan met hun rapport over de poëzie in Vlaanderen. Een verslag van een gedegen onderzoek, gesterkt door een aantal suggesties en aanbevelingen. Een lovenswaardig initiatief.
In de andere hoek iemand als Ann De Craemer, die in een krantenblog de rol van de Nederlandse bioloog Bas Haring op zich nam: een soort meer of minder, who cares? Als mijn eigen heimatroman maar verkoopt en après moi le déluge. De Craemer werd daar terecht hard voor op de vingers getikt door enkele échte literatoren. Haar terugkrabbelende uitleg achteraf wist minder te overtuigen dan die van Bas Haring had gedaan.

Is het gek dat een mens daar al eens moedeloos van wordt? Dat een apologie van de poëzie überhaupt nodig is. Dat niet iedereen de evidentie van de noodzaak van poëzie lijkt te zien. En zolang dat het geval is moeten gedichten opgevangen worden in reservaten, kooien, een zoo…
Donderdag is het weer van dattum: dan trekt iedereen en masse naar de evenementen rond Gedichtendag. Mooi, maar: ook daarbuiten behoort poëzie te kunnen lopen, rennen, zwemmen, rondfladderen in bundels, tijdschriften, op podia. Daar komt ze beter tot haar recht dan wanneer eenmalig de grote poorten naar het reservaat opengaan.
Daarom denk ik dat ik maar eens een Gedichtendag ga overslaan. Toch die te midden van de gapende dagjesmensen. Ik zal thuis wel een bundel openslaan. Maar laat dat niemand tegenhouden om zelf wel naar de zoo te gaan. En bij deze een dringende oproep aan de opzichters: laat achteraf de deuren van de kooien eens wijd open staan.

 

Categorie: Blog Reageer »


Reageer



 

TOP