De lap papier ontrolt zich over mijn eettafel, die eveneens werktafel is, als een Perzisch tapijt. Ook vol met strepen en vakjes, met lijnen en krullen. En het geeft ook een bepaalde warmte, al weet ik bijna zeker dat die alleen door mij is waar te nemen. Op het papier staat een soort stamboom getekend, in mijn handschrift. Het is een lang blad, eigenlijk de aan elkaar geregen bladeren waarop vroeger computeruitdraaien terechtkwamen, maar de zijdelingse repen met gaatjes zijn eraf gehaald. Ik weet niet precies meer wanneer ik die stamboom opgetekend heb, het moet enkele jaren geleden geweest zijn, op een avond aan de keukentafel van mijn ouders – mijn vader moet nog geleefd hebben. Een stamboom die niet zover teruggaat, tot het niveau van (over)grootouders, maar die wel wijd uitwaaiert langs neven, nichten, achterneven en achternichten. De meeste namen behoren toe aan een gezicht dat ik nooit heb gezien, en als ik het al gezien heb allicht niet meer zou herkennen. Het is een wirwar van kinderen, stiefkinderen en voorkinderen, want van die laatste soort waren er wel een aantal in onze familie. ‘Hardlopers’ nog meer: kinderen die ‘miraculeus’ al een maand of zes na het huwelijk voldragen waren. De meeste takken lopen onderaan dood, omdat het te verre familie geworden is om te weten of er daar nog kinderen uit zijn voortgekomen.
Ergens centraal, als zevende kind in een rij van twaalf, staat mijn grootmoeder, de moeder van mijn moeder, geboren in 1912. Behalve een jongere zus is zij de enige van een vooroorlogse generatie die nog in leven is. Wanneer vannacht de datum op 18 januari 2012 springt, zal zij een hele eeuw hebben volgemaakt.

Categorie: Blog Reageer »


Reageer



 

TOP