Bram Vermeulen: “De kunst is om de kiezel op het asfalt te leggen.”

De vos is drieënvijftig en heeft nog niets van zijn streken verloren. Hij zegt de wereld met een minzame glimlach te bekijken, maar zijn spreken is vol vuur. Vorige week was Bram Vermeulen, ooit met Freek De Jonge Neerlands Hoop in Bange Dagen, te gast in Leuven voor zijn show De beuk erin en een open repetitie met Bart Zegers.

Bram Vermeulen: “Zo‘n open repetitie is een heel apart opzet. Dat is een beetje kijken in de keuken. Nummers spelen die ik lang niet gespeeld heb, kijken hoe ze lopen, zien hoe Bart erop inspeelt. Een beetje vals spelen ook: ik heb dan een idee, maar ik wil Bart er ook laten opkomen en dan help ik hem wat. Vindt hij het, dan denkt iedereen ‘Oh geweldig,’ terwijl ik het allang in mijn hoofd had.
“Het nadeel van zo‘n jamsessie is dat mensen elkaar gaan opzoeken en daar nooit iets tegenover durven te zetten. Je kan het zo stellen: ik draag een hele mooie kiezel aan, tekst met melodie, helemaal goed. De mensen met wie je jamt, doen dat ook. Ze leggen allemaal hun kiezel op het grindpad. Maar dan zie je de kiezel helemaal niet meer. De kunst is natuurlijk om de kiezel op het asfalt te leggen. Alleen vinden muzikanten het niet zo leuk om een asfaltweg te zijn. Een asfaltweg zijn is gestructureerd zijn, jezelf wegcijferen, snelheid brengen, mooie witte strepen, vangrails. Dat kiezeltje zie je van op kilometers liggen, de tekst spat eruit. Als we allemaal kiezels zijn, dat is reuzenknap, maar daar schiet het nummer niet mee op. Dinsdag waren we ook vaak met z‘n tweeën aan het kiezelen. Bij enkele nummers vroeg ik aan Bart: ‘Word jij nou eens snelweg. In plaats van prachtig invoelend alles mee te spelen, speel nou gewoon boem boem boem en dan zal ik wel rijen.’”

Speelt het dan een rol of er publiek bij zit of niet?
“Natuurlijk want daardoor is het helemaal geen repetitie. Trouwens, als je dingen uitprobeert neem je toch eerst een soort vorm. Helemaal from scratch beginnen, daar heeft het publiek niets aan. Als je mij twaalf keer hetzelfde refreintje hoort zingen, dan ben ik aan het componeren. Nou dat is niet om aan te horen. Vraag het aan mijn buren, die worden er gek van: ‘Ja Bram, nou kennen we het wel.’”

Veel van jouw teksten zijn visueel, met veel beschrijvingen.
“Ik ben me ervan bewust dat je altijd in beelden moet proberen te schrijven. Misschien beseffen weinigen dat, maar wij mensen denken altijd in beelden. Denken is in feite een beeld projecteren. Dat blijkt uit onze taal: als je iets begrijpt dan heb je inzicht. Je ziet het in. Dat is prachtig, dat is in alle talen hetzelfde. Dat betekent dus dat je van binnen ziet hoe het in mekaar zit. Als ik mensen dus iets wil laten zien probeer ik een situatie te creëren waarnaar ze kijken en waarin ze kunnen binnengaan. Iedereen gaat er anders naar binnen. Als ik zeg ‘bospad’, dan denk jij aan een ander bospad dan hij. Iedereen heeft zijn eigen bospad, maar ondertussen heb ik jullie wel op een bospad.”

Beelden zijn heel duidelijk, scherp omlijnd. Toch zijn veel teksten vaak ook suggestief.
“Die suggestiviteit noem ik mystificerend. Soms denk je: ik heb een heel mooi beeld, maar als ik het moeilijker ga zeggen wordt het poëzie. Het Frank Boeyenmysterie. Ik heb dat niet. Ik hou van de klare lijn, ook in strips zoals bij Hergé. Eén lijntje, één kleurvakje en het is er. Ik hou ook van dichters van de klare lijn die proberen normale woorden te gebruiken, normale begrippen en normale beelden en die toch iets oproepen van ‘Tak!’ Maar er zijn ook songs van Leonard Cohen waarvan ik de helft van de tekst niet begrijp. Toch is het prachtig, die mooie lage stem. Het kan dus werken. Ik heb ook eens de tweede van dEUS zitten ontleden. Ik begrijp niks van die teksten. Iedereen vindt het geweldige gedichten maar volgens mij is het wartaal. Mystificeren is bijzonder doen. Ik kijk daar met een glimlach naar. Dan denk ik: ‘Wat schattig! Hun moeder zal ze wel erg aardig vinden.’”

Je zong ooit dat je steeds meer idealen kwijtraakt. Heb je er nog over?
“Het grappige is dat die idealen verschoven zijn naar iets anders. Ik heb heel lang het idee gehad dat je de samenleving kon verbeteren. Nu is mijn ideaal om erachter te komen wat ik hier op aarde doe. De maatschappelijke idealen vind ik ten opzichte van de spirituele bijna onzin.”

Jouw oude kompaan Freek De Jonge zei onlangs dat hij zijn linkse idealen voor een stuk kwijt was en dat hij zelfs rechtse ideeën begon te begrijpen.
“Ik vraag me af of ie ze ooit gehad heeft (uitbundige lach). Jan Vrijman zaliger, de Nederlandse columnist, heeft Freek eens in grote woede doen ontsteken door hem een windvaantje te noemen. Freek hoort bij de ambitieuze artiesten, mensen die succes najagen. In de tijd dat wij begonnen, was links zijn en intellectueel en cynisch the way to success. Dus was Freek links en intellectueel en cynisch. Nu heeft het hedonisme in volle hevigheid een plaats veroverd en is er niemand meer om zogenaamde boodschappen te maken. Succes is nu iets anders en je ziet dat Freek zijn imperium enorm verkleind en afgekalfd is. Voor iemand die ambitieus is het moeilijkste wat er is. Ik begrijp dat wel, maar ik ken dat probleem zelf niet.”

Een reünie zit er dus voorlopig niet in?
Vermeulen: “Freek en ik zijn mijlenver uit elkaar gegroeid. Hij begrijpt niet eens waarmee ik bezig ben: tijdloosheid, wat we hier op aarde doen. Men noemt dat vaak links, maar de grond is heel anders. Vroeger ook al. Ik kom uit een echt links nest terwijl Freek uit een rechts gereformeerd nest kwam. Voor hem was het enorme afzet om lange haren te krijgen en dingen te gaan roepen. Voor mij helemaal niet.
“Het is soms wel tragisch, zoals Youp van ‘t Hek roept over de mensen die zijn kaarten kopen ‘Dat is mijn publiek niet.’ Nou dan heeft ie nooit goed gekeken want die mensen zitten al jaren bij hem in de zaal. Het is vreemd als een artiest niet meer weet wie bij hem in de zaal zit. Dan leeft hij in een kompleet illusionaire wereld.”

Hoe heb je zelf je publiek zien evolueren?
“Het eerste publiek waar ik voor optrad, was mijn publiek niet, maar dat van Neerlands Hoop. Dat publiek is voor tachtig procent met Freek mee gestapt. Hij heeft dat naar zich toe gebogen en knap verder gezet. Voor mij was Neerlands Hoop een afspraak tussen twee mannen. Ik heb mijn publiek helemaal zelf moeten opbouwen. In het begin speelde ik voor vijftien, twintig man. Ik vond dat ook niet erg. Met Neerlands Hoop had ik meegemaakt dat als je een scheet laat, iedereen vindt dat hij lekker ruikt. En dat is niet leuk want je weet zelf dat hij stinkt. Mijn publiek loopt nu van zestig tot achttien en dat betekent — denk ik heel voorzichtig — dat het inhoudelijk publiek is: ze komen voor de inhoud, niet voor de vorm. Vorm is altijd aan leeftijd gebonden.”

Je zegt dat je jezelf vaak nog zestien voelt.
“Op een bepaald moment zagen beeldende kunstenaars Afrikaanse kunst op een tentoonstelling in Parijs. Een klap. Ze realiseerden zich dat ze kunst moesten gaan maken vanuit naïviteit. En die heb je als je zestien bent, een beetje besmuikt want je wordt al geil van de meisjes. Nou is het vreemde aan mij dat die naïviteit een state of mind is. Ik ben erachter dat iedereen een soort gefixeerde leeftijd heeft, dat iedereen een innerlijke leeftijd heeft en dat die constant is.”

Veel van jouw liederen zijn pessimistisch, maar aan de oppervlakte vrolijk.
“Vergelijk het met een Ensor: ziet er vrolijk uit maar het is ellende. Pure vrolijkheid is een vakmatig trucje. Zingen om anderen vrolijk te maken, is geen vrolijkheid maar een vak. Ik ben iemand die graag mededeelt. Als er anderen zijn die die mededeling meemaken en vatten, dat voel ik me heel prettig.”

Dat is het roer dat je in je handen voelt.
“Dat is mooi, hoe kom je daaraan?”

Heb ik van jou.
“Echt? Wanneer heb ik dat gezegd?”

“Een stuurman moet het schip verlaten als hij geen roer meer in zijn handen voelt.” Neerlands Hoop…
“Dat is van Freek, maar het is het lied dat ik het liefste zong. Het betekende eigenlijk wat anders, maar het klopt wel.”

Je laatste tournee wordt omschreven als muzikaal theater.
“Ja, zo kan je me altijd wel omschrijven. Wat ik doe, is ook theater en dat heeft met dat mededelen te maken. De opdracht is overdracht. Muziek is maar het middel.
“Cabaret is tegenwoordig populair, maar heeft slechts één doel: je aan het lachen brengen. Een wanhopig doel. Mensen gaan tegenwoordig uit om te lachen. Dat is toch droevig. Vroeger ging je naar klassieke muziek luisteren en had je een prachtige avond. Nu willen ze lachen en dat lachen is over zodra de ‘haha’ voorbij is. Daarna zitten ze weer chagrijnig in de kroeg. Sjongejonge, wat een ellende. Wij hebben met Neerlands Hoop de aanzet daartoe gegeven, maar wij gebruikten de lach om onze idealen uit te dragen.
“Het is mijn taak als kunstenaar om jou in je hoofd te laten denken dat het echt is. Aan het einde van De beuk erin kom ik tot een soort slotsom: ‘Verschrikkelijk het inzicht, vreugde is mijn echte staat van zijn. Ik kies liever voor ellende, ik verlies me liever in pijn.’ En dan ga ik een heel droevig lied zingen over mijn vrouw die mij verlaat. In twee seconden is iedereen met het lied mee. Er zijn misschien twee in de zaal die denken: ‘Ja nou pak ik het niet meer. Hij vertelt een truc en hij doet hem.’ Ze luisteren. Je kan zeggen: ik ga nu een lied zingen over mijn vader die dood is — hij is helemaal niet dood — en na vijf minuten pakken mensen elkaars hand vast. Ze willen die emoties hebben, intuïtieve herkenning. Maak mij ongelukkig, dan ben ik gelukkig! Dat is de blues. Fascinerend om mee te spelen, maar een paradox in mijn bestaan want hoe ouder ik word, hoe groter de glimlach en hoe groter de neiging om er openlijk mee te spelen. De Randy Newmanneiging, die speelt daar al jaren mee. Ik wil echt dat mijn publiek daarachter komt, maar uiteindelijk mag het kiezen.”

(verschenen in Veto februari 2000 en op Goddeau)