Philippe Gilbert: “In de wielersport zou nog tien keer meer geld kunnen omgaan.”

De Waalse flandrien spreekt openhartig en met passie. Niet alleen over het komende seizoen, maar ook over sponsoring, doping, ploegmanager Madiot en zijn werk voor de rennersbond CPA.

In Vlaanderen zijn geregeld alle spotlights gericht op Boonen, Hoste, Devolder en co. We zouden er haast bij vergeten dat met Philippe Gilbert ook aan de andere kant van de taalgrens een groot Belgisch talent huist. Het Waalse goudhaantje mag gerust tot de flandriens gerekend worden, de Omloop Het Volk vormde twee jaar geleden zijn grote doorbraak. Vorig jaar was hij een paar keer (Milaan-Sanremo, het WK) dicht bij een heel grote bekroning, maar de finishing touch ontbrak. Misschien het gevolg van enkele kleine medische ongemakken bij het begin van de voorbereiding.

Dit jaar is daar helemaal geen sprake van. Gilbert aast op een spraakmakende zege – bij voorkeur Sanremo – en voorlopig gaat alles naar wens. De conditie is er en door het zachte weer hoefde hij niet eens naar warmere oorden te trekken. We hadden de kans om hem te spreken op de avond voor zijn afreis naar Australië waar de Tour Down Under plaatsvindt. Philippe Gilbert: “Normaal probeer ik afspraken begin januari te vermijden, want als er slecht weer voorspeld wordt, pak ik nog last minute een vliegtuig naar het zuiden.

Philippe, wat zegt de datum 22 maart je?
“Ha, Sanremo!”

Vanwaar die liefde voor de Primavera?
“Ik weet het niet, dat is altijd zo geweest. Het is een mooie koers.”

Zo zijn er wel meer.
“Ja, maar het bevalt me daar. Het is meer dan 300 kilometer, dat is ook speciaal. In 2005 was ik er al eens zesde en vorig jaar scheelde het weer niet veel.”

Net niet… De rode draad door heel je seizoen.
“Ja, dat is zo. Ik heb niet veel geluk gehad, ook wat gezondheidsprobleempjes. Maar het is geen verloren jaar geweest, want ik ben kunnen blijven trainen en ik ben altijd teruggekomen door hard te werken. Ontgoocheld kan ik dus moeilijk zijn. In een profcarrière heb je altijd wel eens zo’n jaar. Sommigen leven er in de winter minder voor en betalen dat cash in de koers, maar dat was bij mij niet het geval.”

Heb je er iets uit geleerd?
“Ik heb geleerd dat het wielrennen een mooie sport is, maar dat ze geen zekerheden geeft. Je kunt een ziekte oplopen of een zwaar vallen en dan is alles direct afgelopen. Vandaar dat je in de sport maximaal moet profiteren en geen tijd verliezen.”

En daardoor wordt elke wedstrijd een doel op zich.
“Ja, ik rijd altijd om te winnen – of toch op zijn minst om een rol te spelen en mee de koers te maken. Als ik dat niet doe, dan kan ik beter een dagje gaan trainen. Tot Luik-Bastenaken-Luik ga ik al niet zoveel koersen meedoen. De Tour en de Giro – en misschien de Vuelta – staan immers nog op het programma. Het najaar wordt zwaar, dus nu wat krachten sparen.”

Ga je Parijs-Nice rijden?
“Ja, maar dat is echt wel voorbereiding op Sanremo. Ik ken het parcours nog niet echt, maar het schijnt meer klimwerk te zijn, dus niet gemakkelijk voor mij. Toch wil ik ook daar een resultaat neerzetten, in een ontsnapping meegaan op een dag die ik vooraf uitkies. Maar ik ga niet alle dagen aanvallen, dan ben ik te vermoeid voor Sanremo. Parijs-Nice is trouwens al zwaar genoeg, want vroeger beschouwde iedereen dat als een voorbereidingskoers, maar de laatste jaren is het een doel op zich geworden. CSC gaat er met een superteam naartoe. De vorige twee jaar won met Landis en Contador telkens de latere Tourwinnaar. Enfin, ongeveer toch… (lacht).”

In 2006 won je verschillende, vaak kleinere, wedstrijden. Vorig jaar slechts één, maar je reed meer grote koersen. Wordt het geen tijd om een echt grote koers op het palmares te zetten?
“Ik hoop het. Ik zal nooit tien keer winnen op een seizoen, omdat ik de grote koersen rijd. Een voetbalploeg die in de Champions League speelt, zal daar ook minder gemakkelijk winnen dan in de eigen competitie. Maar grote koersen rijden is waarvoor ik betaald word en als ik dan een resultaat neerzet, is dat heel goed. Ik ga proberen zoveel mogelijk te winnen natuurlijk, want dat geeft uiteraard veel voldoening. Eén grote winnen en in een paar anderen topvijf of toptien rijden, dan zou ik tevreden zijn. De achtste plaats op het WK heeft me doen inzien dat ik het kan. In Sanremo werd ik in de laatste kilometer gepakt. Hetzelfde gebeurde twee keer in Parijs-Tours.”

Krijg je de nodige tijd van de ploeg?
“Ja, de ploeg is gewend om met jongeren te werken – hoewel ik er niet echt meer één ben – en laat hen de tijd om te groeien. Dat is van onschatbare waarde bij het begin van een carrière.”

La Française des Jeux liet met Detilloux en Marichal twee Belgen gaan, maar lijfde er met Vanendert, Stubbe en Meersman drie nieuwe in. Had je daar iets bij in de pap te brokken?
“Dat is niet gemakkelijk. Ik had Christophe en Thierry wel willen houden, maar ik ben de manager niet. Ze zijn al 33 en 34 en hebben een minder seizoen gehad, terwijl Madiot een ploeg wil die draait voor de jongeren. Ik kan dus wel pleiten, maar er weinig aan doen. Stubbe is op mijn voorspraak gekomen. De anderen kende ik minder, maar ik heb op stage wel gemerkt dat het goede renners zijn.”

Wat wordt hun functie binnen het team?
“Ik kom goed overeen met Stubbe, die gaat proberen hetzelfde programma af te werken als ik. Met de andere twee ga ik waarschijnlijk weinig samen koersen.”

Wat is het belang van Marc Madiot voor de ploeg?
“Voor de jongeren is hij een beetje een papa. Ik heb nooit een algemeen manager meegemaakt die zo dicht bij de ploeg staat, die ’s ochtends met de renners ontbijt en ’s avonds met hen praat, alsof hij zelf één van de renners is.”

Staat hij er niet té dicht bij?
“Soms wel. Af en toe zou wat meer afstand geen kwaad kunnen. Het is ook een rare hoor. Ik kom goed overeen met hem, maar soms gedraagt hij zich… Mijn familie, mijn ouders, omhelst hij de ene keer en de andere keer loopt hij hen straal voorbij. Soms is hij hier, maar denkt hij daar. Hij lijkt dan déconnecté, los van de wereld. Je kan ook maar beter goed staan met hem of het is oorlog. Zoals Madiot lopen er geen tien rond in het wereldje.”

Dat moet al eens vonken geven…
“Hij neemt alles erg ter harte, vaak zelfs te veel. De strijd tegen doping is zijn dada, maar hij overdrijft er soms mee. Dat is tenslotte niet zijn rol. Er zijn mensen die in dopingcommissies zitten, die daar voltijds voor betaald worden, het is aan hen om dat te doen. Voor ons is dat ook niet goed want het wekt afgunst in het peloton. Sommige renners willen zelfs niet meehelpen in een ontsnapping met ons. Madiot moet eens begrijpen dat het tijd is om te beslissen wat hij wil zijn: ploegmanager of dopingcontroleur.”

Zoiets heeft toch ook zijn weerbots op de sfeer binnen het team?
“Ja, zeker. Tijdens de Tour bijvoorbeeld praatte hij er voortdurend over. Ik verdraag dat niet. Op een paar weken tijd hebben we wel drie keer tegen elkaar staan schelden omdat hij dingen zegt die niet kunnen.”

Zoals?
“Neem nu die zaak met Moreni (de Cofidisrenner die tijdens de voorbije Ronde van Frankrijk werd betrapt op doping, nvdr). Ik zat toen niet meer in de Tour, maar ik heb het allemaal wel gevolgd. Heeft Moreni valsgespeeld? Wie weet. Niemand heeft het dossier in handen. Oké, de renner ligt eruit, maar we moeten afwachten of hij veroordeeld wordt. Madiot daarentegen heeft direct gereageerd en straffe uitspraken gedaan. Dat is niet goed.”

Pakt hij jullie streng aan?
“Ja, maar zelfs dan kunnen er problemen opduiken. We zijn een ploeg met 27 renners. Je kunt nooit iedereen voor honderd procent vertrouwen, het is beter een beetje reserve te houden.”

Je zit nochtans zelf in de internationale rennersbond CPA (Cyclistes Professionels Associés).
“Ja dat klopt, maar dat gaat over veel meer dan doping. Ik zit daar om mijn advies te geven, zodat bepaalde dingen verbeteren. Bij de UCI heb je veel mensen die aan een bureautje werken, niet noodzakelijk gekoerst hebben en niet altijd veel van de koers afweten. Voor hen is het belangrijk dat er renners zijn, mensen die het wielrennen van binnenuit kennen, die een andere kijk op de dingen geven: over veiligheid, organisatie, prijzengeld, contracten… Als er opmerkingen zijn over een wedstrijd schrijven we een rapport. Een paar jaar geleden kregen alle renners een enquête die ze konden invullen, vrijblijvend, anoniem ook indien gewenst.”

Waarom engageer je je daarvoor? De meesten zeggen: ik doe mijn werk en basta.
“Dit is óók mijn passie. Als alle renners zouden zeggen: ik werk, ik train, ik koers en voilà,… dan zou het rap gedaan zijn. Voor de sponsors is het belangrijk dat ze zien dat er in het peloton renners zijn die zich dat aantrekken, dat er mensen zijn die van hun bekendheid gebruik maken ten voordele van de sport en dat het niet vol valsspelers en kwaadwilligen zit.”

Dat is toch een vorm van idealisme?
“Iemand als Cédric Vasseur stopt er al zijn tijd in. Ik heb gewoon een goed contact met de Belgische renners. Ik ga hen niet mailen met vragenlijsten, maar als ik hen zie, vraag ik wel eens: heb je opmerkingen? Of de ene zegt iets tegen de andere, die zegt het dan voort en zo komt het wel bij mij terecht. Eén van de dingen die we trachten aan te pakken is het probleem van de minimumlonen bij de continentale ploegen. Het is toch niet normaal dat iemand die in weer en wind 25.000 tot 30.000 km per jaar afwerkt, daarvoor 1500 euro in de maand verdient? Daar proberen we iets aan te doen.”

Ook aan het probleem van doping?
“Eigenlijk is dat onze rol niet omdat het niet zozeer met het wielrennen zelf te maken heeft. Er wordt veel over gepraat omdat er een paar ‘groten’ zijn die pakken, maar ik ben ervan overtuigd dat 90 procent van de renners clean is.”

Je hebt zelf alle maatregelen verdedigd: DNA-test, biologisch paspoort, whereabouts… Volgens sommigen gaat het allemaal te ver.
“Het is niet evident om te zeggen waar je binnen drie maanden zal uithangen, maar het blijft wel leefbaar, hoor. Als ze voor morgen sneeuw voorspellen en ik pak het vliegtuig naar het zuiden, dan stuur ik gewoon een fax of een mail. Zo strikt is het dus niet – en al is het lastig, het is nodig om vooruit te gaan. Ik heb alle voorstellen ondertekend, maar ik ben niet zeker dat het waterdicht is of dat het iets gaat veranderen. Misschien worden er enkelen betrapt, maar degenen die genoeg geld hebben om te betalen, zullen de controles altijd kunnen omzeilen.”

Je contract loopt af na dit seizoen. Heb je eens geen zin in wat anders?
“Eerlijk waar: ik weet het nog niet. Ik verwacht wel voorstellen en ik wil graag eens horen wat andere ploegen te bieden hebben, maar ik ben zelf nog niet gaan informeren. Bij La Française des Jeux heb ik het goed, alleen zit ik in de finale wat te vaak alleen. Ik hoop dat dat met de nieuwe jongeren dit jaar anders is.”

Wil je je nu extra tonen?
“Neen. Ik had een contract van drie jaar, maar ik heb nooit gedacht: laat ik alles maar opsparen voor mijn laatste seizoen. Dat zou onzin zijn. De enige stress die ik heb, is dat ik zwaar zou kunnen vallen, want wie wil er een geblesseerde renner? Voorlopig heb ik als jonge coureur graag nog wat zekerheid, later kan ik meer risico’s nemen en het tekenen van een contract wat uitstellen.”

Wanneer wil je graag getekend hebben?
“Niet vóór de klassiekers, want als je over contracten moet praten, is je hoofd niet vrij voor de koers. Na Luik-Bastenaken-Luik ga ik praten met de mensen die me interesseren. Van Madiot heb ik nog niets gehoord en dat is wel wat vreemd. Als ik algemeen manager zou zijn, dan was ik al lang eens gaan praten. De andere jaren was dat rond dit tijdstip al gebeurd. Waarschijnlijk is de twijfel rond de sponsor de oorzaak. Ze weten nog niet of die ermee doorgaat en hoe groot het budget zal zijn.”

Wat is jouw mening over het feit dat er steeds meer sponsors afhaken?
“Ik begrijp dat niet. Wielrennen is de goedkoopste sport om te sponsoren en met de grootste return. Neem nu T-Mobile. De ploeg heeft een budget van 15 miljoen euro. Ook Adidas en Audi zitten daar tussen, misschien komt van T-Mobile zelf 9 miljoen. Dat is niets, als je ziet hoeveel tientallen uren tv je daarvoor in de plaats krijgt. Als ik bedrijfsleider was van een groot bedrijf dat wil groeien, dan zou ik het wel weten: met vier à vijf miljoen euro bereik je tientallen miljoenen mensen over de hele wereld en binnen 20 jaar kent iedereen je naam nog. Wie kent in het voetbal na een paar jaar nog de sponsor van Real Madrid, laat staan van de Rode Duivels? Maar binnen vijftien jaar zullen de jongeren Festina nog kennen, zelfs zonder te weten dat er een affaire was. Sponsors zullen er altijd zijn, want het potentieel is er. Als alles beter geregeld werd, dan zou er tien, vijftien keer meer geld kunnen omgaan in het wielrennen.”

Je bent er heel passioneel over.
“Ja, ik vind dat ook belangrijk voor het imago van het wielrennen. Als je in een reclamespot een sporter ziet, dan zijn dat atleten, tennissers, voetballers, Zidane en Henin, maar bijna nooit renners. We moeten iedereen ervan bewust maken dat het wielrennen niet bestaat uit slechteriken. Het kan allemaal nog fel verbeteren!”

Maar we hadden het eigenlijk over je contract. In 2006 tekende je de avond voor de Omloop Het Volk…
“…en de dag erop won ik.”

Misschien een suggestie voor 21 maart.
“Als het zo zou werken, graag (lacht).”

(verschenen in de Wielergids 2008, een uitgave van Sport/Voetbalmagazine)