Neen, de Bijbel is niet bepaald hip, het is overbodig om dat te stellen. Door dat toch te doen haken ongetwijfeld de eerste lezers af — als ze dat al niet gedaan hadden bij het zien van de titel. Ik had dit stukje dus beter ‘Belastingen’ genoemd. Ja, dat zou de aandacht wekken, daar wil iedereen zijn ergernis wel in herkennen. Maar neen dus, de Bijbel.
Hoe gaat dat als je ooit christelijk bent opgevoed: dan schiet dat boek bij gelegenheid weleens door je gedachten, al was het maar een citaat eruit. Precies dat overkwam me nu bij een zogenaamde bankverrichting. (Eigenlijk houdt dat woord niet meer in dan een cybertransfer van niet tastbaar geld van de ene virtuele sok naar de andere. Geld dat misschien ondertussen door uw bank al verkwist is, maar dat is weer een andere kwestie.) Bij een eerdere zo’n bankverrichting was een deel van dat fictieve geld op een verkeerde rekening geraakt. Dat moest even rechtgezet worden. En daarbij schoot mij dus een Bijbelcitaat te binnen. Een dat in feite over belastingen gaat: “Geef aan de keizer wat van de keizer is en geef aan God wat van God is.” In Marcus 12, 13-17 (dat heb ik zelf ook even moeten opzoeken) wordt er verteld over een vraag die de Farizeeën aan Jezus stelden: of het geoorloofd was aan de Romeinen accijnzen te betalen. Waarop Hij een muntstuk toont, vraagt wie erop staat – “De keizer” – en dan die schitterende uitspraak doet.
Enfin, ik heb dat altijd een schitterende uitspraak gevonden. Vanwege de kunst om met een aforisme een bocht rond een netelige vraag te nemen. Want de vraag was natuurlijk als valstrik bedoeld: een ‘ja’ of een ‘neen’ zouden allebei wel voor moeilijkheden gezorgd hebben. Een heel fraai gevonden tussenweg dus, met een dieper liggende boodschap zelfs, echt iets voor de betere roman. Misstaat zeker niet in de Bijbel.
Alleen schoot me met dat citaat ook meteen een bedenking door het hoofd: als die Farizeeën het daar indertijd bij gelaten hebben, dan waren het toch echt wel sukkels. Allicht nooit een cursus interviewtechnieken gevolgd.
Ik zie Ivan De Vadder zo’n antwoord al krijgen.
“Geef aan de keizer wat van de keizer is en aan God wat van God is.”
“Nou, meneer Van Nazareth, dat is wel aardig gezegd, maar antwoordt u nu eens op mijn vraag: mogen we belastingen betalen aan Rome of niet?”
Misschien had Jezus nog een tweede aforisme in zijn mouw gehad, maar met een derde zou hij niet weggekomen zijn. Gooi de Vadder drie keer een nepbot toe en hij bijt vel.
Daarin zit natuurlijk het aantrekkelijke van fictie: je kunt dialogen laten ontsporen hoe je wilt. Voor de lezer de kans krijgt de mist van zijn bewondering te laten optrekken en erover na te denken, zit hij alweer aan een volgende prachtzin, een volgende intrigerende passage. Maar als we dat gesprekje over die al dan niet geoorloofde belasting zouden kunnen overdoen in onze tijd…
Ik vertel het nu allemaal uitgebreid, maar eigenlijk schoot mij quasi tegelijkertijd nog een derde bedenking door het hoofd: die gedachte ‘als we die situatie naar nu zouden kunnen verplaatsen’ is niet echt origineel. In Bijbelse context werd het bijvoorbeeld al eens gedaan door journaliste en dichteres (heerlijke combinatie, toch?) Marjolijn Van Heemstra. Haar gedicht “Als Mozes had doorgevraagd” borduurt op exact hetzelfde idee. Marjolijn heeft echt betere gedichten dan dit, vind ik persoonlijk, maar het is natuurlijk iets dat het wel doet op een podium. Dat mocht ik zelf vorig jaar in de Groningse Prinsentuin nog ervaren. En het geeft precies weer wat ik ook dacht: “Met sommige dingen kom je tegenwoordig niet meer weg.”

Maar voor we verder afdwalen, laten we volstaan met deze drie elkaar snel opvolgende gedachten en een collegiale verwijzing naar een goeie dichteres.

 

 

 

 

Categorie: Blog Reageer »


Reageer



 

TOP