Archive for maart 2012


Je zou je kunnen inbeelden dat hij bij elke steek van de naald dacht aan iemand die hij heeft achtergelaten. Bij de eerste steek zijn moeder, dan zijn vader, zijn broers, zijn zussen, zijn vrienden…
Elke keer dat hij de naald met het garen door zijn lippen duwde, sloot hij een deel van zijn leven af. Zoals iemand die zijn kleren klaarlegt, het laatste stuk brood uit de kast opeet, een afscheidsbrief schrijft, de ramen en de gordijnen sluit, de deur achter zich dicht trekt, het strand op gaat in de richting van de zee en blijft stappen tot het water hem draagt, tot de golven hem tot zich nemen.

Hoe wanhopig moet iemand zijn dat hij niet alleen in hongerstaking gaat maar ook zijn mond dichtnaait?
En dan zijn er stemmen uit de grommelende onderbuik van de maatschappij die dit chantage noemen.
Ik ken geen enkel geval van chantage waar men zijn eigen leven tegenover zet.

Toegeven zou ‘de poorten openzetten’ zeggen diezelfde stemmen, het zou tot een vloedgolf van dezelfde gevallen leiden.
Werkelijk? Ik zie het al voor me: honderden die hun mond dichtnaaien. Een epidemie van met garen doorregen lippen. Ik denk het niet.
En dan nog. Dan nog heeft de maatschappij, hebben de machthebbers in die maatschappij, de keuze. Ze kunnen dit geval negeren, doen of hun neus bloedt, een mens zichzelf laten doodhongeren. Dat kunnen ze. Dan geven ze niet toe aan de ‘chantage’. Flink.

Eigenlijk is dit noch min noch meer het oude dilemma van de sheriff.
Even opfrissen: een sheriff heeft de keuze. Ofwel laat hij de volkswoede escaleren, wat een opschudding van de maatschappelijke orde betekent. Ofwel offert hij een onschuldige schooier op die zich toevallig in zijn cel bevindt, en brengt hij zo de samenleving weer tot rust. Er zijn twee benaderingen van dit dilemma. De liberale visie stelt dat de maatschappij ten allen prijze moet gevrijwaard worden, de ethische benadering is dat er altijd rechtvaardigheid moet zijn, ongeacht de gevolgen. Het is makkelijk te zien welke stelling de verantwoordelijken hier innemen.
Laat hem maar doodgaan. Of misschien nog erger: scheur wanneer de dood nabij is zijn mond met geweld open en duw er voedsel in, zodat ook zijn recht op sterven hem wordt ontnomen. De liberale maatschappij zegeviert: geen toegift aan chantage en geen dode.

Een dag later: de crisismanager voor asiel en migratie wordt ontslagen. De man die de kat de bel aanbond wordt aan de kant geschoven. Officieel omdat hij niet meer nodig is, in werkelijkheid omdat hij zijn falende meesteres onbekwaamheid heeft aangewreven. Je meerdere tegen de haren instrijken: ook dat is een gevaar voor het vlekkeloos instandhouden van de maatschappij. Van die crisimanager hoeft de garenman dus ook geen hulp meer te verwachten. Nog eens genaaid.
Rousseau wist het allicht al: si le dégouté doit s’en aller, il n’y a que la dégoutante qui se plante.

(Ceterum censeo: Syriam esse delendam.)

28 maart 2012 — 9:44pm

Reageer » | Blog

En dan sta je daar die avond op een voetbalveld. Op een van de heuvelen van Gasthuisberg, pal op de grens van Heverlee en Leuven. Je staat daar omdat – tegengesteld aan elke redelijke verwachting – het leven blijkbaar doorgaat. Zeker het leven van de groep, groepen laten zich minder snel naar omstandigheden buigen. Je staat daar omdat je naar je handen gekeken hebt en gezien hebt dat ze nog altijd dezelfde zijn. Je bent je er meer en scherper van bewust, maar ze zijn nog altijd dezelfde. En dan sta je daar.

Boven de verste einder hokken Venus en Jupiter dicht bijeen, weermannen en astronomen wijzen er al dagen  op. Ze staan daar bij elkaar alsof ze dit etmaal onder hun beiden bekokstoofd hebben: een constellatie die rampen moet veroorzaken. Of fluisteren de godin van de liefde en de god van de hemel troostende woorden naar beneden? Ze staan schuin boven elkaar, wijzen als een pijl in de richting van de gegeselde planeet.
Het is een rommeltje op het veld, wie is er echt met zijn gedachten bij? Het spel wordt gespeeld, volwassenen die als kinderen iets uit hun hoofd wegwuiven door te spelen.

En dan, wanneer datgene wat voor een wedstrijd moet doorgaan al vergevorderd is, beginnen ergens klokken te luiden. Doodsklokken, stormklokken en feestklokken door elkaar, alsof het volop Pasen is. Het gebeier komt onverbiddelijk luid over het veld gerold, enkele heuvels verder moet op dat moment iets zijn einde gevonden hebben.
De klokken blijven luiden, blijven hun boodschap over de stad dragen. Een bal wordt het bos in getrapt, iemand gaat op zoek. Anderen staan plots stil, het hoofd gebogen. En daar overheen dat gebeier, almaar dat gebeier, het houdt aan, minuten- en minutenlang.
Het spel wordt hernomen. Er wordt af en toe wat geroepen. Is het beperkter dan anders of lijkt dat alleen maar zo? Boven de verste einder hurken Venus en Jupiter achter de boomtoppen.
Je kijkt naar je handen.
Almaar het gebeier.

(Van voetbalvelden worden de prachtigste foto’s genomen, van bomvolle stadions tot pleintjes aan de voet van kernkoeltorens. Maar op dit moment had geen beeld moeten gegrepen worden, maar een geluidsopname moeten gemaakt. Het zou indrukwekkender geklonken hebben dan tienduizend vuvuzela’s.)

 

15 maart 2012 — 1:57am

Reageer » | Blog

Neen, de Bijbel is niet bepaald hip, het is overbodig om dat te stellen. Door dat toch te doen haken ongetwijfeld de eerste lezers af — als ze dat al niet gedaan hadden bij het zien van de titel. Ik had dit stukje dus beter ‘Belastingen’ genoemd. Ja, dat zou de aandacht wekken, daar wil iedereen zijn ergernis wel in herkennen. Maar neen dus, de Bijbel.
Hoe gaat dat als je ooit christelijk bent opgevoed: dan schiet dat boek bij gelegenheid weleens door je gedachten, al was het maar een citaat eruit. Precies dat overkwam me nu bij een zogenaamde bankverrichting. (Eigenlijk houdt dat woord niet meer in dan een cybertransfer van niet tastbaar geld van de ene virtuele sok naar de andere. Geld dat misschien ondertussen door uw bank al verkwist is, maar dat is weer een andere kwestie.) Bij een eerdere zo’n bankverrichting was een deel van dat fictieve geld op een verkeerde rekening geraakt. Dat moest even rechtgezet worden. En daarbij schoot mij dus een Bijbelcitaat te binnen. Een dat in feite over belastingen gaat: “Geef aan de keizer wat van de keizer is en geef aan God wat van God is.” In Marcus 12, 13-17 (dat heb ik zelf ook even moeten opzoeken) wordt er verteld over een vraag die de Farizeeën aan Jezus stelden: of het geoorloofd was aan de Romeinen accijnzen te betalen. Waarop Hij een muntstuk toont, vraagt wie erop staat – “De keizer” – en dan die schitterende uitspraak doet.
Enfin, ik heb dat altijd een schitterende uitspraak gevonden. Vanwege de kunst om met een aforisme een bocht rond een netelige vraag te nemen. Want de vraag was natuurlijk als valstrik bedoeld: een ‘ja’ of een ‘neen’ zouden allebei wel voor moeilijkheden gezorgd hebben. Een heel fraai gevonden tussenweg dus, met een dieper liggende boodschap zelfs, echt iets voor de betere roman. Misstaat zeker niet in de Bijbel.
Alleen schoot me met dat citaat ook meteen een bedenking door het hoofd: als die Farizeeën het daar indertijd bij gelaten hebben, dan waren het toch echt wel sukkels. Allicht nooit een cursus interviewtechnieken gevolgd.
Ik zie Ivan De Vadder zo’n antwoord al krijgen.
“Geef aan de keizer wat van de keizer is en aan God wat van God is.”
“Nou, meneer Van Nazareth, dat is wel aardig gezegd, maar antwoordt u nu eens op mijn vraag: mogen we belastingen betalen aan Rome of niet?”
Misschien had Jezus nog een tweede aforisme in zijn mouw gehad, maar met een derde zou hij niet weggekomen zijn. Gooi de Vadder drie keer een nepbot toe en hij bijt vel.
Daarin zit natuurlijk het aantrekkelijke van fictie: je kunt dialogen laten ontsporen hoe je wilt. Voor de lezer de kans krijgt de mist van zijn bewondering te laten optrekken en erover na te denken, zit hij alweer aan een volgende prachtzin, een volgende intrigerende passage. Maar als we dat gesprekje over die al dan niet geoorloofde belasting zouden kunnen overdoen in onze tijd…
Ik vertel het nu allemaal uitgebreid, maar eigenlijk schoot mij quasi tegelijkertijd nog een derde bedenking door het hoofd: die gedachte ‘als we die situatie naar nu zouden kunnen verplaatsen’ is niet echt origineel. In Bijbelse context werd het bijvoorbeeld al eens gedaan door journaliste en dichteres (heerlijke combinatie, toch?) Marjolijn Van Heemstra. Haar gedicht “Als Mozes had doorgevraagd” borduurt op exact hetzelfde idee. Marjolijn heeft echt betere gedichten dan dit, vind ik persoonlijk, maar het is natuurlijk iets dat het wel doet op een podium. Dat mocht ik zelf vorig jaar in de Groningse Prinsentuin nog ervaren. En het geeft precies weer wat ik ook dacht: “Met sommige dingen kom je tegenwoordig niet meer weg.”

Maar voor we verder afdwalen, laten we volstaan met deze drie elkaar snel opvolgende gedachten en een collegiale verwijzing naar een goeie dichteres.

 

 

 

 

7 maart 2012 — 5:31pm

Reageer » | Blog

TOP