Archive for januari 2014


Het voelde wat als thuiskomen in Oostende. Tegenover twee jaar geleden was de modder verdwenen, ingeruild voor een strakke zeewind. Geert Van Istendael, voorzitter van de tweejaarlijkse Poëzieprijs van Oostende – en op eigen verzoek demissionair – begon zijn speech met een knallende blikseminslag. Letterlijk, al sloeg zijn mededeling dat er voor deze editie 1462 gedichten waren ingezonden, ook wel in. Wat een titanenwerk voor een jury. Respect. Chapeau.

En wat prettig dat er tussen de tien genomineerden nog drie bekenden zaten: Anna de Bruyckere, Julia Beyrinckx en Erwin Steyaert, de uiteindelijke winnaar. Wat een ontdekkingen ook tussen de overigen, Rinske Kegel, Hilde Wijnen, Johan Wambacq… Ergo: wat een eer om de tweede prijs, de Prijs van de Provincie West-Vlaanderen te kunnen wegkapen (kapen, een woord op maat van de hier vaak aanspoelende Antwerpse bard PHH).

In ruil voor mijn ‘Pools boeket’ kreeg ik een Oostends boeket, dat om te overleven (ik bleef nog een weekend in West-Vlaanderen) nu prijkt in de vaas van een van de receptionistes, die bleek een voormalige Heistse (op-den-Berg welteverstaan) te zijn en een jaar of veertig geleden een oud-lief van PP Michiels. Ook aan zee is de wereld klein. Tel daarbij nog op dat je iemand terugziet die je vijftien jaar of zo niet hebt gezien: wat draait de wereld soms raar onder een westerstorm.

Mijn gedicht dan. Zoals de Oostendse bloemen overleefden, probeerden ook de Poolse dat ooit te doen. Op hun eigen manier. Ruim acht jaar geleden is het dat ik ginds was, in de vlakten rond Kraków. Het nam zijn tijd om dat in poëzie te laten neerslaan:

 

Pools boeket

Ze komen uit de weiden ’s ochtends
wanneer de avond vanzelfsprekend
nog ongeschonden zal zijn

of uit een kleine ambachtswinkel
met een deur half uit de hengels en
een kind dat in de achterkamer schreit

of groeiden langs de bielsen
op een spoorwegberm tussen
distels, brandnetels en klit.

Tegen een kampwand markeren ze nu
klaproosrood en gouwegeel twee pasfoto’s
als vakjes op een bingokaart, twee nummers

die door het spel van langs hen heen
schuivende bezoekers weer even luidop
namen krijgen. Amelia. Tadeusz.

 

(Dit gedicht zal, onder de titel ‘Tussen de distels’ en samen met drie andere, in maart verschijnen in een speciale editie van het poëzietijdschrift Het Liegend Konijn, Themanummer Oorlog. Het Liegend Konijn neemt uitsluitend ongepubliceerd werk op, maar hoofdredeacteur Jozef Deleu gaf me de toestemming om het hier toch al te laten lezen – waarvoor dank. Het speciale Oorlogsnummer wordt overigens voorgesteld op 22 maart om 15 uur in het stadhuis van Leuven, met voordrachten van de fine fleur van Vlaamse en Nederlandse dichters – een aanrader.)

 

28 januari 2014 — 6:29pm

Reageer » | Blog

1 januari is een dag waarop we onze doden herdenken, ook als ze nog leven, en onze dierbaren aanhalen, ook al zijn ze overleden. Het is een voettocht tussen rusthuis en kerkhof die ik maak, wanneer bij valavond de regendruppels aarzelen.

Betoverende tochten zijn dat, wanneer de rust van de kleine wegen onverstoord is. Ik vraag me af waarom ik dan op zo’n lichte blije manier door de buitenwijken van het dorp dwaal. Het is die verlatenheid, krijg ik als antwoord. Er is niemand anders die zijn voet op deze wegen zet, die zijn neus buiten de deur steekt, hooguit wat laat kerstlicht dat tussen half dichtgeschoven gordijnen naar buiten valt.

Dit is nu mijn wereld, hij wordt het mythische Hesterberg en ik, de enige levende ziel die klimt en klimt naar de kale berg, ben er koning. Niemand om dat te betwisten. Ik draai het hoofd en door dat simpele gebaar plooien vergezichten open. Ik strek mijn handen uit en het miezeren houdt op. Met elke stap leggen zich onder mijn voeten klinkerwegen aan, die zich af en toe markeren met witte kalk.

De kerkhofmuur schuift open met het geluid van rammelend ijzer. Het heiligdom van mijn nieuw verworven wereld, de schatkamer van kunde ligt tegen de bergflank aan. Om mij heen begint het gefluister. Ik ken mijn weg.
Twee keer hou ik halt.
Met mijn duim wrijf ik een kus over twee foto’s op wit email, de ene ovaal, de andere rechthoekig. Het zijn de gesprekken van 1 januari die er nu toe doen. En de giften. Een dubbel cadeau krijg ik, de ene schenkt mij de juistheid van het Woord, de andere de magie van het Verhaal. Ik zal ze met monarchale plicht moeten gebruiken.

Ik verlaat het oord. Op de top van de berg leg ik een steen, die groeit tot kapel, dan open kraakt tot kerk. Ik kijk naar de brandglazen ramen en dan naar mijn hand.

Beneden aan de voet van de berg, achter de laatste bocht, houdt de betovering op. Daar barst het neon los, flikkert en raast de inbraaksirene van een leeg gefeeste herberg. Het regent opnieuw. Ik rol Woord en Verhaal tot een bal, smokkel ze onder mijn jas, twee verstekelingen onderweg naar een betere plek.

 

 

1 januari 2014 — 11:49pm

Reageer » | Blog

TOP