Archive for november 2011


J., een van de hoofdredacteurs voor wie ik geregeld werk, had een wat aparte opdracht voor me. Een stuk schrijven dat misschien pas over enkele weken, misschien pas over een half jaar zou verschijnen. Mijn euro viel niet meteen, al had ik aan de omschrijving wel de inhoud kunnen afleiden. Een in memoriam, maar dan een in memoriam voor iemand die nog leeft. Een stukje om in de lade te leggen, voor als het moment daar is.
De beroemdheid wiens leven ik al mag beschrijven nog voor het helemaal afgelopen is, luistert naar de naam Mohammed Ali. Die uitdrukking mag dit keer letterlijk genomen worden: de voormalige Cassius Marcellus Clay zwoer zijn geboortenaam af toen hij vernam dat zijn voorvaders die naam als slaven opgelegd gekregen hadden van de blanke Amerikaanse grootgrondbezitters. Sindsdien luistert hij letterlijk nog alleen naar de naam Mohammed Ali.
Toen twee weken geleden zijn eeuwige rivaal Joe Frazier werd begraven was Ali aanwezig op de plechtigheid. Toen was duidelijk dat hij niet lang meer te leven heeft. Aangetast door het syndroom van Parkinson, punch drunk door de vele mokerslagen op zijn hoofd. Een monument staat op instorten en de sloop zal niet lang op zich laten wachten.
Een in memoriam dus.
Mohammed Ali is een van die legendarische sportfiguren over wie ik mijn vader en andere volwassen mannen weleens hoorde spreken, kampioenen die hun successen vierden op een moment dat ik zelf amper geboren was. Iconen die fascineerden omdat je alleen met ontzag over hen had horen spreken. Een kolfje naar mijn hand, dat vindt J. ook.
Ik heb de voorbije maanden wel meer van dergelijke portretten geschreven. Bij de vijftigste verjaardag van Greg LeMond, bij die van Nadia Comaneci… Net als Ali zijn dat niet alleen grote sporthelden, ze zijn ook underdogs in hun grootsheid: LeMond pedofilieslachtoffer, Comaneci toegeëigend door het Ceausescuregime en nadien door een mensensmokkelaar. En Ali was zwart op een plaats en een tijdstip dat zwarten behandeld werden als Untermenschen: de Verenigde Staten van voor de jaren zeventig.
De film Ali van Michael Mann, met Will Smith in de titelrol, had ik ooit gezien, maar al lezend leer je toch heel wat opmerkelijke dingen over de man. Een halfgod die graag de clown uithing, een zwarte die ondanks zijn verzet tegen de onderdrukking en zijn weigereing om in Vietnam te dienen later een aanhanger van het Reaganregime werd, een bokser die niet kon ophouden met boksen en dat met zijn gezondheid bekocht. Maar wat vooral opvalt en telkens terugkomt: een hart van goud. Op een bijna kinderlijke manier zelfs: Ali was een beetje de zwarte Peter Pan, het jongetje dat niet wou opgroeien.
Eén anekdote – die ik allicht niet voor mijn artikel ga gebruiken – wil ik hier graag kwijt.
Een jaar of acht geleden wordt Ali – dan al zwaar ziek – voor The Sunday Times geïnterviewd door journalist Cal Fussman. Ali zit in zijn zetel, de rechterhand bevend op de armleuning. Bij de eerste vraag van Fussman begint Ali nog heviger te trillen. Het beven verspreidt zich snel, ook zijn andere arm is niet meer onder controle te houden. Fussman is alleen met hem in de kamer en weet niet goed wat te doen, iemand roepen?
Na een halve minuut stilte slaat Ali voorover, nu schokkend over zijn ganse lichaam.
‘Champ! You okay?’ roept Fussman in paniek uit.
Ali richt langaam het hoofd op, draait het naar Fussman met de brede glimlach van een achtjarige en zegt:
Scared ya, huh?’
Wie op die leeftijd zo is, moet wel een bijzonder, en allicht ook goed, mens zijn.
Zo, en nu gaat die dvd nog eens in de lader.

 

29 november 2011 — 7:31pm

Reageer » | Blog

‘Zondag liep hij bij mij aan de hand. Onderweg naar huis, na een bezoek aan zijn overgrootmoeder die hem vaak met mij verwart en mij met nog iemand anders.’ Zo begon ik hier bijna dag op dag twee jaar geleden een stukje over mijn oudste neefje, toen vier jaar oud, die zo flink was en zo goed voor zijn broertje zorgde.

Vorig weekend was het zijn broertje, ondertussen twee jaar ouder, die bij mij aan de hand liep. Dezelfde weg, hetzelfde tijdstip, haast dezelfde leeftijd, en toch zo heel anders. De ernst van twee jaar geleden had plaats gemaakt voor speelsheid. Hoewel de aanhankelijkheid misschien nog groter was dan die van zijn broer, was de handdruk losser. De onbezorgdheid van een kind dat weet dat iemand hier al voor hem liep, iemand die de weg heeft gebaand. Zoals een oudere broer.
Met die oudere broer had ik over het draaien van de zon en de maan gesproken, en passeerden we een grote blaffende hond waar hij niet bang van was. Die hond zat nog op dezelfde plek, maar nu stonk hij vooral, iets vervaarlijks had hij allang niet meer. Van boze wolf tot vies beest, alleen maar door de blik van een ander kind.

Gisteren kreeg ik dan van hun papa drie foto’s in de mail: portretjes door de schoolfotograaf, apart en met hun beiden. En weer sprong zo uit hun blik hun karakter naar voor. De oudste (6) met quasi opgetrokken wenkbrauwen, zich verwonderend over al wat nieuw is, maar tegelijk met iets van ‘mij maken ze al zo gauw niks meer wijs’ in de blik. Zelfstandig, zorgzaam, beschermend tegenover kleine broer (4). Kleine broer die zelf uit zijn ogen laat spreken: ‘laat mij nou maar doen’. Peilloze gedachten afgeschermd door een blik als een bergmeer, dat alleen maar golft en openbreekt wanneer de aanhankelijkheid een weg zoekt in knuffelnood. Onbezorgdheid voor de wereld buiten hem, zich niet in bescherming wentelend, maar in het achterhoofd de zekerheid dat die er wel is.

Twee schatten van kinderen, elk met hun ongelooflijke eigenheid, die zó uit een oogopslag kan blijken. Even vanzelfsprekend en tegelijk mysterieus als een herfstdag die bij valavond diep oranje kleurt.

22 november 2011 — 11:46pm

Reageer » | Blog

‘Dat is keiveel!’, riep ze verbaasd uit. Ze, dat was de cassière bij een van de grootste standhouders op de voorbije Boekenbeurs, een slome, wat goedige jobstudente, type K3 meets Bessy Turf. Ik had een van de beste dagen uitgezocht om naar Antwerpen te sporen: geen weekend, geen wapenstilstand en geen schoolvakantie. Ergo: ook geen signerende kookboekenpenners met een kwijlend legertje groupies. Een beurs in relatieve rust.

Bovendien de dag waarop de Cultuurprijs voor Poëzie werd uitgereikt. Paul Bogaert mocht die in ontvangst nemen voor De Slalom soft. In een warm uur werd hij gefêteerd door een afgevaardigde van de minister, mocht hij voorlezen en een onderhoudend gesprek voeren met de nog altijd ravissante Betty Mellaerts. Paul kreeg zelfs even een krop in de keel. daarmee zal hij wel bewijzen geen echte dichter te zijn, afgaande op wat een breiwerkblogstertje vorige week als column in De Morgen mocht spuien. Maar daar zal ik het op een andere plek nog wel eens over hebben.

Wie aan de kachel gezeten heeft, krijgt zin om zelf zijn voorraadje hot aan te vullen en dus stond ik een uurtje later met vier dichtbundels aan te schuiven aan de kassa. Het meisje scande de eerste streepjescode in, zag het bedrag van 19,95 euro verschijnen en riep daarbij de onvergetelijke woorden uit: ‘Dat is keiveel!’ En ze voegde er ter verduidelijking en ter rechtvaardiging van haar verbazing nog aan toe: ‘Voor zo’n dun boekje.’

In dergelijke situaties is het altijd zo dat de verrassing en de onderdrukte lachscheut het halen van de gevatheid om een spitant antwoord te formuleren. Misschien maar goed in dit geval: kon zij het helpen dat ze kwantiteit met kwaliteit verwarde? Ze was vriendelijk, ze zou het niet verdiend hebben om een onvertogen woord tot haar verblufte zelf gericht te zien. Ik geloof dat ik nog iets mompelde als ‘jaja, goedkoop is het niet’, zonder erbij stil te staan dat ik daarmee haar uitspraak tegelijk beleefd bevestigde en correct weerlegde.

22 november 2011 — 11:44pm

Reageer » | Blog

TOP