Archive for april 2011


Jeroen Brouwers was te gast in een van de geweldigste boekhandels van het land, De Zondvloed in Mechelen. De meester kuchelde en sputterde als een oude locomotief, zich langzaam voortbewegend, één wiel een beetje kaduk, maar met een oven die nog volop stoom blaast. En sigarettenrook, dat mocht per uitzondering, want voor een monument moeten de wegen omgelegd worden. Gastheer Johan interviewde de meester, die half gespeeld half gemeend zijn barse zelf was, de microfoon op armlengte duwde, maar wel geduldig en gepassioneerd de vragen beantwoordde over zijn nieuwste roman, Bittere bloemen. Helemaal gelukkig met die titel was hij niet, maar bon, de inhoud maakte gelukkig veel goed. Een nieuw magnum opus. Tien jaar aan gewerkt, Johan, met tussendoor natuurlijk wel andere dingen die zich opdrongen.
Bittere bloemen is geen autobiografische roman, natuurlijk niet, dat zijn ze nooit. En tegelijk zijn ze dat altijd, dat spreekt. Hoofdpersoon is een oude schrijver die tegen zijn zin een cruise maakt op de Middellandse Zee. Hij blikt terug op zijn leven en doet dat op Brouweriaanse wijze: vol verwijzingen, symbolen en mythologie. De meester vertelt, schept achtergronden, leest stukken voor. Het publiek luistert geboeid, en geconcentreerd want die microfoon op armlengte… Tot achteraan in de winkel zitten ze, staan ze. Ik helemaal vanachter op een krukje en met een boekenplank die in mijn rug prikt.
De symboliek van de dood, de laatste overtocht: geen toeval dat Hammer, de hoofdpersoon, een bootreis maakt. Charon is zijn kapitein. Die mythologie sluipt er helemaal natuurlijk in, legt Brouwers uit, en wanneer Hammer dan uiteindelijk overboord slaat en verdrinkt…
Op een stoel schuin voor me begint een jonge vrouw enigszins ingetoomd maar niet minder ontzet heen en weer te wiegen. Terwijl ze haar voorhoofd in haar handen laat vallen, fluistert ze vol ongeloof: ‘Hij verklapt het, hij verklapt het…’ Een licht hysterisch maar wel nog onderdrukt lachje: ‘Hij verklapt het einde al!’
Ook ik schudde het hoofd. Maar dan om zoveel misplaatste ontzetting. Ik moest terugdenken aan de roman Onsterfelijkheid van Milan Kundera, waarin de auteur uithaalt naar boeken die zich alleen laten lezen als een paardenkoers richting ontknoping. Wat maakt het in godsnaam uit wat er op de laatste pagina gebeurt! Het gaat er toch om wat er op al die andere pagina’s gebeurt. Neen, die vrouw had er volgens mij helemaal niks van begrepen.

De boekvoorstelling werd afgerond met een signeersessie. Zijn handtekening telkens opnieuw zetten zou te lastig zijn voor de weerbarstige, een tijdje geleden nog verlamde rechterhand. Dus werd het een stempel met ‘Jeroen Brouwers’. Maar de voornaam van de koper schreef – kalligrafeerde, zo leek het wel – Brouwers zelf letter voor beverige letter op de titelpagina. Ik was hem erkentelijk daarvoor, zei hem dat ook. En in zijn ogen zag ik dat de meester helemaal niet zo’n oude knorpot is als hij de wereld wil doen geloven. Ik zag er nog wat anders in ook, maar daar heb ik het later misschien wel eens over.

26 april 2011 — 5:26pm

Reageer » | Blog

Een bekentenis. Zo meteen.
Eerst even op de borst kloppen. Ik heb het mirakel van Sofia zelf gezien. Voor wie even niet weet waar te zoeken: het mirakel van Vitosha Sofia. Voor de voetballeken bij wie er nog steeds geen belletje gaat rinkelen: ergens op een grauwe herfstavond in 1989 speelde FC Antwerp (toen nog een club met niet alleen een grote naam) een Europacupwedstrijd tegen Vitosha Sofia. Antwerp moest winnen om zich te kwalificeren voor de tweede ronde, maar zat helemaal in zak en as toen enkele minuten voor affluiten de 1-3 viel. Mission impossible. Destijds was er lang niet zoveel voetbal op tv als nu, maar toch zal in meerdere Vlaamse huiskamers het toestel uit gegaan zijn. Of het bakje gehanteerd om te zappen, een activiteit die toen nog veel minder mogelijkheden bood.
Niet bij ons thuis. Zelf een beetje voetbalgek gemaakt door een voetbalgekke vader bleef ik kijken. Samen met hem natuurlijk. In de laatste minuut valt de 2-3. Een doekje voor het bloeden. In het begin van de blessuretijd wordt het plots ook nog 3-3. De hoop gaat leven en weer even later, diep in blessuretijd kopt Rafael Quaranta (ik zal de naam nooit meer vergeten) de 4-3 tegen de Bulgaarse netten. De Bosuil in extase. Wij voor onze tv ook. Niet als supporters, maar vanwege de absurditeit van het moment en het gevoel iets volstrekt unieks meegemaakt te hebben. Iets dat velen niet live gezien hebben omdat ze al weggezapt hadden.

Fast forward naar 15 april 2011. Na vele weken lukt het me nog eens om te gaan kijken naar ‘mijn’ club, die ik al van kindsbeen af volg, KSK Heist. Een uitwedstrijd bij Boussu Dour, achter Bergen tegen de Franse grens. Een aangename vrijdagavond en vanuit Brussel maar een uurtje rijden, dat sluit mooi aan op een dagje eindredactie bij S/VM.
Heist, dat voor het eerst in de geschiedenis in tweede klasse uitkomt, kende een schitterende heenronde maar zakte na de winterstop wat weg. De laatste weken ging het weer goed en tegen rechtstreekse concurrent Boussu Dour werd gehoopt op succes.
Echter: kommer en kwel. Doelman uitgesloten na tien minuten, strafschop en 1-0. Aan de rust: 3-0. De tweede helft brengt weinig soelaas. Heist doet schuchtere pogingen, maar met tien tegen elf is het onbegonnen werk. Ik heb wat meelij met onze dappere supporters die de ploeg blijven aanmoedigen. Het daagt me dat diezelfde avond ook Anderlecht-Genk gespeeld wordt in play-off 1. Als ik een kwartier voor tijd vertrek, kan ik de tweede helft in de auto integraal op de radio beluisteren… Tien minuten voor tijd besluit ik om die mogelijkheid, die de supporters die met de bus gekomen zijn niet hebben, te benutten en alvast het stadion van Boussu Dour te verlaten.
Een steward moet me nog achterna komen, want de traliedeur van de uitgang is weliswaar niet gesloten, het speciale klinksysteem vergt wel wat ervaring met dat soort dingen. Ik word buitengelaten en loop naar de parking. Halverwege het ellenlange grindpad hoor ik gejuich opklinken uit het stadion. Lap, 4-0. Of toch niet… Het gejuich komt van onze kant van de tribunes en is niet zo luid als wanneer de thuisploeg zou gescoord hebben. 3-1 dus. Op dat donkere grindpad, honderd meter verwijderd van de helverlichte blok beton die daar uit de Borinagegrond oprees, overviel me even de twijfel. De gedachte aan het mirakel van Sofia. Zou ik terugkeren? Kom, doe niet dwaas, er zijn nog amper tien minuten te spelen, het is nog altijd elf tegen tien en die steward zal een raar gezicht trekken als ze opnieuw naar de poort moet komen om mij nu weer binnen te laten. Soms moet je bij je voornemen blijven. Ik stapte verder.
In de auto: de tweede helft van Anderlecht-Genk, even onderbroken voor het nieuws van tien uur. Bij de hoofdpunten ook een uitslag uit tweede klasse: Boussu Dour tegen Heist: 3-3.
Ik zat even vol ongeloof aan het stuur en het zou me niet verbaasd hebben mocht mijn snelheid opeens enkele tientallen gedaald zijn. Dat moeten ze toch mis hebben… Bij het sportnieuws wat verderop kwam de bevestiging: 3-3. Het mirakel van Dour. Gemist nondedju! De frustratie oversteeg de blijdschap om het behaalde punt. Hoe had ik dat kunnen doen? Waarom wou ik per se heel die tweede helft beluisteren? Ik schaamde mij diep voor het gebrek aan vertrouwen. Ik, die altijd wedstrijden uitzit tot het bittere einde, ik was weggegaan op het moment dat een van de historische momenten in de geschiedenis van ‘mijn’ club werd geschreven.
Wat doet dat met een mens? Ik troostte me ergens met de gedachte dat ik die avond ongeluk had gebracht. Dat ik door mezelf van het spektakel los te snijden de Störenfriend verwijderd had. Nochtans: om het als een offer voor te stellen, daarvoor was het geloof te klein.
Maar goed: ik kan nu zeggen: het mirakel van Sofia heb ik gezien, maar ik was er niet bij. Het mirakel van Dour: wel, ik was erbij … maar ik heb het niet gezien.

19 april 2011 — 11:15am

Reageer » | Blog

De dame die het winnende gedicht in Sint-Niklaas voorlas (“De terugkeer”), sprak van een passende titel. De winnaar had in het verleden nog deelgenomen en keerde nu terug. Dat klopt. In 2005 en 2006 haalde ik in Sint-Niklaas al een derde en een tweede prijs. Om op het hoogste schavotje te klimmen was dus enkele jaren geduld nodig.
Wat het wel wat bijzonder maakt, is dat het net in hetzelfde jaar valt als Harelbeke. Je zou zeggen dat ik wat geleerd heb, vorige zomer in Affligem en bij de CoLetters.
Twee keer kort op elkaar een welwillende jury treffen is iets om dankbaar voor te zijn.

Nog meer nieuws: vanaf nu wordt dit de ‘dinsdagblog’. Om de twee of de drie weken op een vaste dag: de dinsdag. Stipt als Humo of Knack. Of althans, dat gaan we proberen.

11 april 2011 — 4:27pm

Reageer » | Blog

Neen, we moeten daar niet moeilijk over doen: niet iedereen vond de Nacht van de Poëzie geslaagd.
Ik wel. Vele anderen met mij.
Waarom dan wel?
In de vele verslagen die de pers of het grotere medium van facebook haalden, schemert naast veel sfeer hier en daar een Reden door. Ik wil die niet op een rijtje zetten. Redenen zijn vaak persoonlijk. Soms ook niet…
Ach wat, laten we de twee gewoon door elkaar klutsen. Waarom was de Nacht goed?

Omdat de buzz die er al weken in de media gonsde onmiskenbaar de Voorbode van Iets Groots was.
Omdat de Vooruit de best denkbare wirwar van gangen, zalen en zolders biedt om zo’n evenement de nodige structuur te ontnemen.
Omdat het altijd fijn is om de dingen buiten hun context te zien. Een akoestische set van Slayer. Alicia Keys op zware metalen.
Omdat iedereen het fijn vindt om bepaalde mensen te ontmoeten. Al is het om hen te negeren.
Omdat de Nacht de Nacht en geen voordracht is. Al waren we af en toe blij dat het dat even wel was.
Omdat poëzie in al haar facetten bij uitstek iets blijft dat ongrijpbaar is, dat niet in cijfertjes, definities, statistieken of verklaringen te vatten is. Probeer maar, het zal je steeds weer ontsnappen.
Omdat we één keer per jaar toch eens Maes moeten drinken om ons eraan te herinneren dat het niet te zuipen is.
Omdat de Nacht was wat de Nacht moet zijn: een zootje ongeregeld, van dichters pur sang tot masturberende egotrippers, van prinsessen van de taal tot narren van het woord. En dat allemaal dankzij organisatoren (!), artiesten (!) en toeschouwers (!), en vooral de combinatie (!!) daarvan.
Omdat. Omdat misschien wel niets van dit alles.

Er werd me gevraagd naar een hoogtepunt. Dat was er niet, er waren er véle, hoe afgezaagd en cliché dat ook klinkt. Uiteraard heb ik van de persoonlijke vrienden die ik zag optreden genoten, maar telt dat?
Om er toch één te noemen: de multimediale show die Dirk Van Bastelaere zijn kornuiten liet opvoeren. Omdat die misschien wel het meest ontsnapte aan definitie en verklaring, waardoor in de pers zowel termen als “gore pornomontage” en “postmodernistisch verantwoord spektakel” om de waarheid streden, en die er misschien als enige in slaagde om écht een controverse teweeg te brengen (misschien willens nillens, want ook controverse is ondertussen ‘gedateerd’) in het epicentrum van de poëzie – of toch het poëziespektakel -, daar waar naakte dichters, stembandbeulen of ordinaire podiumkapers dat al lang, al héél lang, niet meer kunnen.

Gisteren was de Nacht.
Morgen is de Poëzie.

7 april 2011 — 5:35pm

Reageer » | Blog

Halfvasten pas en toch — als de katholieke terminologie even gepardonneerd wordt — staan er dit weekend twee hoogmissen geprogrammeerd. Dé literaire hoogmis van het jaar (wat zeg ik: van de laatste twintig jaar), De Nacht van de Poëzie, en dé sportieve hoogmis, De Ronde van Vlaanderen. De ene wordt geconsacreerd in rood fluweel, de andere op altaren van modder en kasseien. ‘s Zaterdags hangt zwart teer om de lippen, ‘s zondags het schuim van de inspanning.

Wegens een eigen sportief engagement op zondag zal ik maar één keer ter communie kunnen gaan. Maar het zal een echte communio worden, een gemeenschap met gelijkgezinden in de Gentse Vooruit. Het zal bijwijlen meer van een zwarte mis hebben, met dichters die elkaar omarmen met woorden en drank of elkaar bevechten met porno en poetica’s.Slapeloos zal de zaterdag verglijden in de zondag wanneer de duivels opstaan in de huid van engelen. Coureurs, zo zegt Dirk Roofthooft deze week nog in Sport/Voetbalmagazine, zijn een mengeling van helden, engelen en dorpsidioten.
En de geschonden engel rijdt, hij is verrezen! Leif Hoste, de Poulidor van Vlaanderen, de renner die boven alle anderen die ene overwinning wordt gegund. Zo vaak zo dichtbij, zo vaak in het stof der Vlaamse of Noord-Franse wegen moeten bijten dat de sympathie bijna als medelijden aan hem is blijven kleven. Deze week nog letterlijk zijn hoofd tussen de kasseien gestoken, lang wijfelend of dat getergde lijf en hoofd op zondag wel voldoende soepelheid zouden bezitten.
Ja dus, en als zondag het onvoorstelbare gebeurt en Hoste wint, dan zal er geen engel op het podium staan, maar een schone duivel die — als hij bij het ontvangen van de bloementuil lacht — een lelijk zwart gat zal laten zien waar deze week de teer en het asfalt van een coureur een lispelende dichter hebben gemaakt.

 

 

1 april 2011 — 1:47am

Reageer » | Blog

TOP