Category: Blog


Dalida, ze zal in mijn gedachten voor eeuwig aan de Tour de France verbonden blijven, door een geniaal idee van enkele Nederlandse programmamakers. Elke avond, wanneer de duisternis ook op deze lange dagen al ingevallen is, begint Mart Smeets aan zijn Avondetappe. Zo ongeveer wanneer op één Karl Vannieuwkerke Tour 2011 afgerond heeft. Ook lang niet slecht. Maar geen Avondetappe.
Wat is het dat De Avondetappe zo speciaal maakt. Het is ongetwijfeld de setting, de wijn, de hemden van Mart Smeets (alhoewel…), de gasten, de savoir vivre ook, de manier waarop het programma aan Frankrijk kleeft. Heel wat van die dingen heeft het programma van Vannieuwkerke ook. Maar hij heeft niet de stem van Smeets, die Bourgondische manier van presenteren, die breedvoerigheid en welbespraaktheid.

Het is zeer zeker ook persoonlijk. De Avondetappe roept bij mij herinneringen op aan het koele salon in het huis van mijn ouders. De voorkamer waar de zomerzon – die er al in de voormiddag verdween – heel de dag werd buiten gehouden door de neergelaten rolluiken. Als je er binnen kwam was het er altijd lekker fris, en donker. Na een dag in de buitenzon, eerst met spel, later met studies, nog later op bezoek of zo, ademde die kamer nachtelijke koelte. De ideale setting om De Avondetappe te bekijken.
Was dat programma er al toen ik nog buiten speelde in de twee maanden vakantie? Allicht niet, maar ik associeer die kamer wel altijd met zomerse sport, ‘s avonds laat op de tv.

En er is natuurlijk Dalida, de dagelijkse afsluiter. Die je na het programma nog even langer in Frankrijk laat – je waant je thuis zo op vakantie.
Buenas noches, mi amor, bonne nuit, que Dieu te garde.

5 juli 2011 — 1:06pm

Reageer » | Blog

Misschien zou ik dit beter niet schrijven, zou ik beter voor mezelf houden hoe kafkaiaans het er ook vandaag nog kan aan toe gaan bij onze overheid en andere ‘instanties’. Misschien gaan sommigen nu twee keer nadenken vooraleer ze een goede daad stellen. Dat zou jammer zijn en dat is ook helemaal niet de bedoeling. Maar een gewaarschuwd man of vrouw is er twee waard, zeggen ze. En daarom: een verhaal én een goeie tip om in het vervolg toch maar braaf die goede daden te blijven verrichten.

Zaterdagavond kwamen we thuis, mijn liefste en ik. Bij het oversteken van de ringweg hoorden we een zacht miauwen achter ons. Een katje, dat als een bejaard dametje hulp zocht bij het oversteken van de grote gevaarlijke weg. We riepen haar, ze volgde ons. En ze bleef volgen, draaide zich flodderend rond onze benen en als we halt hielden keek ze verdwaasd rond naar een wereld die ze voordien duidelijk nog nooit had gezien. Bij onze flat aangekomen zette ze zich parmantig voor de voordeur, kopje ertegenaan. Ik mag toch mee binnen? Ze (hij in feite, zou later blijken) was vertederend en mijn liefste ook en dus ging de kat mee naar binnen.
Maar goed, dit verhaal gaat niet over hoe we dat katje mee naar binnen namen, het wat kip gaven en meteen op het internet gingen kijken of er ergens in de buurt eentje vermist was. Ook niet over hoe we hem eerst mee in de slaapkamer namen, maar ik halverwege de nacht na veel bedspringen en nachtelijke kopjes geven toch maar besloot hem even in de badkamer onder te brengen, of hoe we ‘s ochtends de dierenarts van wacht contacteerden om te zien wat er moest gebeuren. Neen, dit gaat dus over Kafka.

Zondagavond bracht ik Nux naar de dierenarts van wacht. Nux, naar de godin van de nacht, omdat we haar ‘s nachts gevonden hadden. Bleek een vergissing: Nux is geen vrouwtje, maar een mannetje dat op droog zaad gezet is. Ongeveer acht maanden, geen ingeplande chip, eigenaar dus onbekend. Advies van de dierenarts: zet het op het internet, hoor rond in de buurt en breng hem anders naar het asiel. Want – dierenartsen zijn tenslotte geen opvanghuizen – dáár kon hij niet blijven. Nu goed, voor één nacht kon dat wel, gezien ik zelf geen kattenbak of andere voorzieningen heb. Als er maandagavond geen baasje of bazinnetje was opgedaagd, zou ik hem naar het asiel brengen. Dat van Aarschot, het dichtstbijzijnde.

Kafka begint op maandag… Iets voor vijf uur. Een telefoontje naar het asiel of ik eventueel een verloren gelopen kat mag brengen. Dat mag, maar er moet wel een attest van de politie bij dat het om een verloren gelopen kat gaat en dat ze moet opgenomen worden. Anders moet ik voor de kosten opdraaien. Euh… attest? De dierenarts weet er in elk geval niets van, maar ze brengt wel het spijtige nieuws dat er geen eigenaar is opgedaagd. Nux moet dus naar het asiel. Of ik moet hem zelf houden. Dat is niet echt de bedoeling, al denkt mijn liefste erover om hem bij haar te nemen. Voorlopig moet hij sowieso naar het asiel, er kan immers nog altijd een baasje zich melden.

Van Brussel naar Leuven door een maandagse regenfile kost tijd en dus besluit ik om onderweg, in een lokaal politiekantoor nabij Leuven, alvast het benodigde document op te halen. Ik leg het uit. ‘Wélk attest, zegt u, meneer?’ Dat ik het niet weet… Horen zij dat niet te weten? ‘Chantal, wettegadaietvan?’ Chantal weet daar ook niks van.
Ik bel het asiel. Wanneer ik vertel waar ik op dat ogenblik sta, weet men me te zeggen dat dat niet goed is, buiten de regio waar ze in Aarschot mee samenwerken. Pardon? Is een politieattest niet overal hetzelfde? Maar er helpt geen lievemoedereen aan, ik zal naar het kantoor in Leuven moeten.

Op het kantoor in Leuven kijkt de balieflik mij met grote ogen aan. Even Apeldoorn bellen, in casu zijn officier. De conclusie is vrij voor de hand liggend: er zijn geen vaststellingen gebeurd, zij hebben geen kat gezien, ergo: er kan geen attest, bevelschrift, pv of wat dan ook uitgeschreven worden. Eigenlijk is dat iets voor de wijkagent, meneer. (Dat is nogal moeilijk op een zaterdagnacht.) En in plaats van het katje een nacht in huis te nemen, had meneer beter de politie gebeld. Ze hebben het asiel trouwens wel door: dat wil alleen maar een attest om nadien de kosten op de politie, in casu de gemeenschap der burgers, te kunnen verhalen.
Ik zucht een eerste keer en vraag hem of hij even het asiel wil bellen om de zaak te expliqueren. Behulpzaam is hij wel en dus wordt het asiel opgebeld. De bottom line blijkt te zijn: het asiel neemt de kat niet op zonder politiebevel, de politie wil geen bevel uitschrijven wegens geen vaststellingen gedaan… Daar sta je dan. Ik begin mij stilaan gestraft te voelen om mijn diervriendelijkheid. (Maar lees vooral verder en denk nog niet: hier houden we in het vervolg onze handen vanaf. Neenee, er is een oplossing!)

Telefoontje naar de dierenarts: daar kan de kat écht niet blijven. Dat begrijp ik. Het asiel begrijp ik ook ergens wel: anders kan iedereen zijn huisdier daar wel dumpen. En de houding van de politie, daar kan ik ook wel inkomen, zij hebben nooit een kat gezien…
De behulpzame agent belt nog eens met een andere officier. Het resultaat is hetzelfde. Of toch niet… Er is een mogelijke oplossing: wanneer een dier overlast bezorgt of gevaar oplevert, dan moet een politiepatrouille uitrukken om hulp te bieden. Ergo: als de dierenarts naar het politiekantoor belt en hen laat uitrukken voor een kat die overlast bezorgt, dan brengen zij die wel naar het asiel.
Het ei van Columbus! Maar wel met een prijskaartje voor de overheid. Ik besluit dat ik voldoende Kafka voor één dag achter de kiezen heb en dat een overheid die zijn zaakjes niet beter kan regelen of zijn instellingen niet beter kan onderhouden eigenlijk niet beter verdient. Ik bel de dierenarts en ze gaat akkoord: als er dinsdag geen baasje opduikt, dan zal ze een politiepatrouille laten komen om de kat op te halen en naar het asiel te brengen. Zie het voor je: twee stoere agenten die op stap gaan met een jong onschuldig katertje. Bijzonder functioneel.

Moraal van het verhaal: in geval van een verloren dier: laat het niet aan zijn lot over, maar neem het ook niet in huis. Bel de (eventueel nachtelijke) patrouille van de politie en oom agent zal wel zorgen dat het beestje goed terecht komt.

Hoe het met Nux afgelopen is? Er is dinsdag geen eigenaar komen opdagen, maar het asiel heeft toch maar besloten om de kat zelf op te halen. Daar verblijft Nux nu, maar hij is schattig genoeg om na de wettelijke twee weken waarin de eigenaar de kat nog kan komen claimen snel een nieuwe thuis te vinden. Misschien wel bij mijn liefste.

21 juni 2011 — 11:39pm

Reageer » | Blog

Op een ochtend twee jaar geleden belde zijn moeder hem op. In alle vroegte. Hij reed naar het ouderlijke huis, de junizon begon de dag te warmen. In het huis zaten enkelen verzameld rond het bed, waarop helder licht viel. Hij deed telefoons, legde handen op schouders, rechtte ruggen.

Nadat de lijkzak het huis was uitgedragen nam hij de taak van de oudste op zich. Eerst ging hij naar de buren aan de rechterkant. Terwijl hij met gebogen schouders wachtte, sloeg de oude buurman de handen voor het hoofd en wendde zich af. Nadien ging hij naar de bejaarde weduwe aan de overkant. Hij trof haar in tranen aan en bleef een poos bij haar. Dan ging hij weer het huis binnen, met de vervulde plicht als schamele trots rond zijn verdriet gewikkeld.

Diezelfde avond liep hij door de stille uren met zijn moeder naast hem. Huis na huis lieten zij met aarzelende vingers een smetteloos witte enveloppe in de brievenbus zakken.

6 juni 2011 — 11:54pm

Reageer » | Blog

Het schimmenspel tussen vader en zoon komt tot een eind
achter strak gespannen linnen
schaken, schaduwboksen, stukken
die weggeslagen worden, paarden die vallen.
En om de velden huppelt de jonge ziekenzuster
in kant en brokaat, terwijl haar minnaars
naakt tegenover elkaar komen te staan.
Handen plooien terug in de tijd
monden rekken zich wijd
en alles achter
het doek valt.

(Binnenkort: Hauser The Movie)

VOLG HAUSER

24 mei 2011 — 2:55pm

Reageer » | Blog

De half geschilde appel met het mes nog ondiep in het vlees gedrukt rolde hulpeloos over het aanrecht, maar ik zag het al niet meer. Shit, dat parkeerverbod! Een vlammende scheut was door mij heen gegaan, ik had me op mijn hielen omgedraaid, mijn schoenen aangetrokken (die zonder veters) en was naar buiten gehold.
Die scheuten doemen al heel mijn leven af en toe op. Huiswerk vergeten! Sleutels op tafel laten liggen! Gsm in de broek voor de was laten zitten! Bad laten vollopen (en telefoon gekregen)! Scheuten die meestal het gevolg zijn van vergeetachtigheid.

Vanochtend dus weer zo’n scheut. Ik had gisterenmiddag gemerkt dat ik mijn auto om de hoek had geparkeerd op een van de plaatsen waar alvast een verbodsbord bij was geplaatst: verboden te parkeren op 17 en 18 mei, van 06h tot 19h. Geen erg, dacht ik, roekeloos mijn vergeetachtigheid veronachtzamend, ik verzet hem vanavond wel na mijn Spaanse les.
Maar de Spaanse les was gedaan, en de auto bleef staan.

Vanochtend dus: hoe mensen opeens verhoogde hersenactiviteit kunnen vertonen bij het schillen van een appel. Dat parkeerverbod! Ik rende naar buiten, zo snel mijn schoenen zonder veters me konden dragen, de hoek om, en zag twee bestelwagens van de stedelijke groendienst. Met daartussen, tot mijn grote opluchting, een zwarte VW. Ik liep op een van de mannen af en stamelde een ter plekke verzonnen excuus over niet weten, al lang geparkeerd staan en een buurman die me verwittigd had. Waarop de man me vertelde dat ik wel geluk had. Normaal komen ze met een grote vrachtwagen, maar die wou vanochtend niet starten. En dus waren ze maar met twee bestelwagentjes gekomen. Anders… Ik maakte zelf zijn zin verder af: anders hadden ze mijn zwarte VW genadeloos weggesleept. Hij knikte, verontschuldigend haast.

Het moet zijn dat ik onlangs een goede daad heb verricht.

17 mei 2011 — 4:09pm

Reageer » | Blog

‘Je bent jong en je wilt wat.’ Dat citaat koos ik om boven het interview te plaatsen. Ik had net drie kwartier tegenover een jonge kerel gezeten, enkele maanden eerder 23 geworden, die het nog niet gewend was om interviews te geven. We schrijven januari 2008. Plaats van afspraak: The Foodmaker aan de Korenmarkt in Gent. De jongeman sprak met een Gentse tongval over de koers, over ambities, over zijn ploegmakkers, over zijn trainingsparcours vooral, want dat was het eigenlijke onderwerp van gesprek. Hij vertelde over de bijna dagelijkse ritten langs de Ringvaart, of langs de Schelde, van Gent naar Oudenaarde. Met Keisse, Willems, Devolder soms.
Erg vlot kwam het gesprek niet op gang, want zoals gezegd: nog niet gewend om interviews te geven. Eerder een noodgedwongen onderbreking van een namiddagje stad met de vriendin – ik weet niet eens of dat toen… of dat nu… zijn weduwe is. Maar ondanks de verplichting kwam gaandeweg ook enthousiasme los, ondanks stugheid was er welwillendheid. Het gesprek verliep prima en eindigde gemoedelijk. Ik was vergeten het theebuiltje in het water te hangen, we lachten allebei wat schaapachtig. Dan was de vriendin er weer en rondden we af.
Later dat jaar won hij Nokere Koerse en een rit in de Vuelta. Onstuimig, soms wat overmoedig. Maar je bent jong, en je wilt wat. Zoals koersen winnen. En een gezin.

Het is anders als je met iemand gesproken hebt. Je volgt zijn prestaties met net wat meer belangstelling. Het grijpt je net wat meer aan wanneer hem iets overkomt. Zoals gisteren.
Voortaan zullen zijn makkers hem herkennen in elke windstoot langs de Scheldeboorden.
R.I.P. Wouter Weylandt

10 mei 2011 — 12:33am

Reageer » | Blog

Gisteren viel er een mail in de bus. (Nu ja, vallen… Met de elektronische brievenbussen is het visuele aspect van een brief die in de peilloze diepte van een robuuste postsarcofaag stort of wiens val net gebroken wordt door zachte stapels kranten en reclame, wel enigszins verloren gegaan. Onze kleinkinderen gaan zich afvragen waarom we dat zo zeggen: een mail die in de inbox ‘valt’.)

Maar goed, het mailprogramma uitte een bescheiden ‘ploenk’ en de mail was er. Met daarin de prettige mededeling dat ik tijdens de hondsdagen van aanstaande zomer mag gaan optreden op het jaarlijkse poëziefestival in Groningen Dichters in de Prinsentuin. De precieze tijdstippen voor elke dichter zijn nog niet vastgelegd, maar binnenkort allicht op de website te raadplegen. Het festival loopt van woensdag 27 tot vrijdag 29 juli.

Zie, als dat niet iets is om naar uit te kijken! (En ik heb al gehoord dat er behoorlijk wat bekenden zullen zijn.)

Zo, een korte dinsdagblog deze keer, want we reppen ons naar het Amerikaans theater. Haren kammen, hemdje aan, Herman here we come!

3 mei 2011 — 10:51am

Reageer » | Blog

Jeroen Brouwers was te gast in een van de geweldigste boekhandels van het land, De Zondvloed in Mechelen. De meester kuchelde en sputterde als een oude locomotief, zich langzaam voortbewegend, één wiel een beetje kaduk, maar met een oven die nog volop stoom blaast. En sigarettenrook, dat mocht per uitzondering, want voor een monument moeten de wegen omgelegd worden. Gastheer Johan interviewde de meester, die half gespeeld half gemeend zijn barse zelf was, de microfoon op armlengte duwde, maar wel geduldig en gepassioneerd de vragen beantwoordde over zijn nieuwste roman, Bittere bloemen. Helemaal gelukkig met die titel was hij niet, maar bon, de inhoud maakte gelukkig veel goed. Een nieuw magnum opus. Tien jaar aan gewerkt, Johan, met tussendoor natuurlijk wel andere dingen die zich opdrongen.
Bittere bloemen is geen autobiografische roman, natuurlijk niet, dat zijn ze nooit. En tegelijk zijn ze dat altijd, dat spreekt. Hoofdpersoon is een oude schrijver die tegen zijn zin een cruise maakt op de Middellandse Zee. Hij blikt terug op zijn leven en doet dat op Brouweriaanse wijze: vol verwijzingen, symbolen en mythologie. De meester vertelt, schept achtergronden, leest stukken voor. Het publiek luistert geboeid, en geconcentreerd want die microfoon op armlengte… Tot achteraan in de winkel zitten ze, staan ze. Ik helemaal vanachter op een krukje en met een boekenplank die in mijn rug prikt.
De symboliek van de dood, de laatste overtocht: geen toeval dat Hammer, de hoofdpersoon, een bootreis maakt. Charon is zijn kapitein. Die mythologie sluipt er helemaal natuurlijk in, legt Brouwers uit, en wanneer Hammer dan uiteindelijk overboord slaat en verdrinkt…
Op een stoel schuin voor me begint een jonge vrouw enigszins ingetoomd maar niet minder ontzet heen en weer te wiegen. Terwijl ze haar voorhoofd in haar handen laat vallen, fluistert ze vol ongeloof: ‘Hij verklapt het, hij verklapt het…’ Een licht hysterisch maar wel nog onderdrukt lachje: ‘Hij verklapt het einde al!’
Ook ik schudde het hoofd. Maar dan om zoveel misplaatste ontzetting. Ik moest terugdenken aan de roman Onsterfelijkheid van Milan Kundera, waarin de auteur uithaalt naar boeken die zich alleen laten lezen als een paardenkoers richting ontknoping. Wat maakt het in godsnaam uit wat er op de laatste pagina gebeurt! Het gaat er toch om wat er op al die andere pagina’s gebeurt. Neen, die vrouw had er volgens mij helemaal niks van begrepen.

De boekvoorstelling werd afgerond met een signeersessie. Zijn handtekening telkens opnieuw zetten zou te lastig zijn voor de weerbarstige, een tijdje geleden nog verlamde rechterhand. Dus werd het een stempel met ‘Jeroen Brouwers’. Maar de voornaam van de koper schreef – kalligrafeerde, zo leek het wel – Brouwers zelf letter voor beverige letter op de titelpagina. Ik was hem erkentelijk daarvoor, zei hem dat ook. En in zijn ogen zag ik dat de meester helemaal niet zo’n oude knorpot is als hij de wereld wil doen geloven. Ik zag er nog wat anders in ook, maar daar heb ik het later misschien wel eens over.

26 april 2011 — 5:26pm

Reageer » | Blog

Een bekentenis. Zo meteen.
Eerst even op de borst kloppen. Ik heb het mirakel van Sofia zelf gezien. Voor wie even niet weet waar te zoeken: het mirakel van Vitosha Sofia. Voor de voetballeken bij wie er nog steeds geen belletje gaat rinkelen: ergens op een grauwe herfstavond in 1989 speelde FC Antwerp (toen nog een club met niet alleen een grote naam) een Europacupwedstrijd tegen Vitosha Sofia. Antwerp moest winnen om zich te kwalificeren voor de tweede ronde, maar zat helemaal in zak en as toen enkele minuten voor affluiten de 1-3 viel. Mission impossible. Destijds was er lang niet zoveel voetbal op tv als nu, maar toch zal in meerdere Vlaamse huiskamers het toestel uit gegaan zijn. Of het bakje gehanteerd om te zappen, een activiteit die toen nog veel minder mogelijkheden bood.
Niet bij ons thuis. Zelf een beetje voetbalgek gemaakt door een voetbalgekke vader bleef ik kijken. Samen met hem natuurlijk. In de laatste minuut valt de 2-3. Een doekje voor het bloeden. In het begin van de blessuretijd wordt het plots ook nog 3-3. De hoop gaat leven en weer even later, diep in blessuretijd kopt Rafael Quaranta (ik zal de naam nooit meer vergeten) de 4-3 tegen de Bulgaarse netten. De Bosuil in extase. Wij voor onze tv ook. Niet als supporters, maar vanwege de absurditeit van het moment en het gevoel iets volstrekt unieks meegemaakt te hebben. Iets dat velen niet live gezien hebben omdat ze al weggezapt hadden.

Fast forward naar 15 april 2011. Na vele weken lukt het me nog eens om te gaan kijken naar ‘mijn’ club, die ik al van kindsbeen af volg, KSK Heist. Een uitwedstrijd bij Boussu Dour, achter Bergen tegen de Franse grens. Een aangename vrijdagavond en vanuit Brussel maar een uurtje rijden, dat sluit mooi aan op een dagje eindredactie bij S/VM.
Heist, dat voor het eerst in de geschiedenis in tweede klasse uitkomt, kende een schitterende heenronde maar zakte na de winterstop wat weg. De laatste weken ging het weer goed en tegen rechtstreekse concurrent Boussu Dour werd gehoopt op succes.
Echter: kommer en kwel. Doelman uitgesloten na tien minuten, strafschop en 1-0. Aan de rust: 3-0. De tweede helft brengt weinig soelaas. Heist doet schuchtere pogingen, maar met tien tegen elf is het onbegonnen werk. Ik heb wat meelij met onze dappere supporters die de ploeg blijven aanmoedigen. Het daagt me dat diezelfde avond ook Anderlecht-Genk gespeeld wordt in play-off 1. Als ik een kwartier voor tijd vertrek, kan ik de tweede helft in de auto integraal op de radio beluisteren… Tien minuten voor tijd besluit ik om die mogelijkheid, die de supporters die met de bus gekomen zijn niet hebben, te benutten en alvast het stadion van Boussu Dour te verlaten.
Een steward moet me nog achterna komen, want de traliedeur van de uitgang is weliswaar niet gesloten, het speciale klinksysteem vergt wel wat ervaring met dat soort dingen. Ik word buitengelaten en loop naar de parking. Halverwege het ellenlange grindpad hoor ik gejuich opklinken uit het stadion. Lap, 4-0. Of toch niet… Het gejuich komt van onze kant van de tribunes en is niet zo luid als wanneer de thuisploeg zou gescoord hebben. 3-1 dus. Op dat donkere grindpad, honderd meter verwijderd van de helverlichte blok beton die daar uit de Borinagegrond oprees, overviel me even de twijfel. De gedachte aan het mirakel van Sofia. Zou ik terugkeren? Kom, doe niet dwaas, er zijn nog amper tien minuten te spelen, het is nog altijd elf tegen tien en die steward zal een raar gezicht trekken als ze opnieuw naar de poort moet komen om mij nu weer binnen te laten. Soms moet je bij je voornemen blijven. Ik stapte verder.
In de auto: de tweede helft van Anderlecht-Genk, even onderbroken voor het nieuws van tien uur. Bij de hoofdpunten ook een uitslag uit tweede klasse: Boussu Dour tegen Heist: 3-3.
Ik zat even vol ongeloof aan het stuur en het zou me niet verbaasd hebben mocht mijn snelheid opeens enkele tientallen gedaald zijn. Dat moeten ze toch mis hebben… Bij het sportnieuws wat verderop kwam de bevestiging: 3-3. Het mirakel van Dour. Gemist nondedju! De frustratie oversteeg de blijdschap om het behaalde punt. Hoe had ik dat kunnen doen? Waarom wou ik per se heel die tweede helft beluisteren? Ik schaamde mij diep voor het gebrek aan vertrouwen. Ik, die altijd wedstrijden uitzit tot het bittere einde, ik was weggegaan op het moment dat een van de historische momenten in de geschiedenis van ‘mijn’ club werd geschreven.
Wat doet dat met een mens? Ik troostte me ergens met de gedachte dat ik die avond ongeluk had gebracht. Dat ik door mezelf van het spektakel los te snijden de Störenfriend verwijderd had. Nochtans: om het als een offer voor te stellen, daarvoor was het geloof te klein.
Maar goed: ik kan nu zeggen: het mirakel van Sofia heb ik gezien, maar ik was er niet bij. Het mirakel van Dour: wel, ik was erbij … maar ik heb het niet gezien.

19 april 2011 — 11:15am

Reageer » | Blog

De dame die het winnende gedicht in Sint-Niklaas voorlas (“De terugkeer”), sprak van een passende titel. De winnaar had in het verleden nog deelgenomen en keerde nu terug. Dat klopt. In 2005 en 2006 haalde ik in Sint-Niklaas al een derde en een tweede prijs. Om op het hoogste schavotje te klimmen was dus enkele jaren geduld nodig.
Wat het wel wat bijzonder maakt, is dat het net in hetzelfde jaar valt als Harelbeke. Je zou zeggen dat ik wat geleerd heb, vorige zomer in Affligem en bij de CoLetters.
Twee keer kort op elkaar een welwillende jury treffen is iets om dankbaar voor te zijn.

Nog meer nieuws: vanaf nu wordt dit de ‘dinsdagblog’. Om de twee of de drie weken op een vaste dag: de dinsdag. Stipt als Humo of Knack. Of althans, dat gaan we proberen.

11 april 2011 — 4:27pm

Reageer » | Blog

TOP